Witte wolkenpluizen dansen
een vertraagde dans.
Mijn denken vertraagt mee.
Gedachten dwarrelen, ze landen zachtjes
en het vuur wil maar niet branden.
Na de derde poging laat ik het gewoon
voor wat het is, deze avond ademt anders.
De vlokken die versnellen, zich vertragen,
zich zo wattig-zacht gedragen,
Waar komen ze vandaan ?
Waar komt alles toch vandaan
wat altijd maar blijft komen ?
Waar gaat alles toch naartoe
wat altijd maar blijft stromen ?
De gordijnen sluit ik nu nog niet,
de vrede komt van buiten,
ze dwarrelt voor mijn raam.
Heel gestaag wordt alles witter.
Het vuur is uit, het uur is laat,
vertraagde vlokken vallen en het licht
van de lantaarn is ook zachter dan het was.
De gordijnen laat ik open, ik laat alles
nog maar open nu de vrede langzaam
daalt en zich zelfs als in een wonder
nestelt in mijn onderbuik.
De takken bieden teder steun,
de sneeuw voelt zich gedragen,
overbodig zijn de vragen.
Deze avond ademt anders.