Waan van de nacht

verstrikt in boze dromen
de pen trillend ter hand genomen
kwijnend kaarslicht, klamme kilte
iets besluipt je in de stilte

een koude windvlaag fluistert
maar als je echt goed luistert
besef je in de duisternis
dat alles enkel denken is

elk met schuld beladen kind
schreeuwt van angst tegen de wind
weet dat wie voor donker zwicht
in feite bang is voor het licht

straalangst wil je overhalen
lispelt: laat mij je betalen
alle schatten van de aarde
schenk ik je, ik ken hun waarde

vrees hem niet, ontsteek je vuur
duister kent geen dag, geen duur
bezit geen enkele eigenschap
verdwijnt als licht verschijnt (de grap)

wanneer je denkmuur wordt geslecht
blijkt donkerte terstond onecht
zal elke kerker, elke cel
ineenstorten in slechts een tel

laat dit aan heel de wereld weten
want we zijn massaal vergeten
hoe engelen ons steeds omringen
ons vragen te dansen, te lachen, te zingen

Astrid Aalderink, januari 2024