Hoor je de rust van de geluiden
nu het nooit stil is, in je hoofd?
Een wentelwiek, de dakbedekkers
en de buizerd, de kikkers in de kolk.
De ganzen en het pasgeboren geitje.
Hoor je ‘t opvliegend spreeuwenvolk?
Hoor je de rust van de geluiden?
Het ritme van de regen, de wind
die door de bomen ruist.
Het rommelen van de donder
en het klapperen van de zeilen.
Luister, de stilte zit niet in je hoofd.
Anna Wiersma