Waar ik ook ben (Sonnet)

Waar ik ook ben – de avond werpt haar schemernet.
Een torenspits verdedigt tevergeefs haar lijn.
Elk dorp zal straks een vage restvorm zijn
Van tinten grijs, waarmee de nacht wordt ingezet.

Alleen één ver verwijderd zeil pleegt nog verzet.
Het toont zijn afgetekend wit als klein festijn,
In weerwil van het overheersende refrein
Van kleurverlies, waar nu het land wordt ingebed.

Zoals de dag eenmaal van lichtpunten ontdaan
Niets méér is dan een schim van het voorbij bestaan,
Zo lijdt ouder worden aan onomkeerbaarheid.

Al kondigt grens na grens na grens zich aan
En is er minder toekomst om nog voor te gaan,
Tóch hijs ik witte zeilen in mijn  avondtijd.

Alfred Bronswijk