Er bloeien toverbomen voor mijn vensterruit.
De mensen kijken. Niemand die het ziet,
hoe uitzicht zó van grijs in kleur verschiet,
dat zelfs de zwartste raaf een lichtend loflied fluit.
Daar is geen boom, noch kleur. Er klinkt geen nieuw geluid,
zegt men – Wat is dat is. En anders niet.
Er bloeien toverbomen voor mijn vensterruit.
De mensen kijken. Niemand die het ziet.
Is het gewicht der dingen dan hun grensgebied?
Ervaren gaat toch boven meten uit?
vraag ik – Maar zij, zij blijven binnen de limiet
waar het mysterie vanzelfsprekend wordt geduid.
De mensen kijken. Niemand die het ziet.
Tóch bloeien toverbomen voor mijn vensterruit.
Alfred Bronswijk