Pianospel

De lente leeft zich uit in een prelude
van ingekleurde frisse zinlijkheid,
en overtuigend speelt zij haar etude
van wachten op een nieuwe werk’lijkheid,

die komen kan, vanmorgen, zomaar vannacht,
of die misschien al was,  al tijden lang.
Terwijl  haar spelen  dromen overbracht
ziet  zij de vogel, hoort zijn solozang.

Haar spel valt stil. Zij ruikt de jasmijnengeur.
ervaart het ijlvreemd opgenomen zijn
in een wijds heelal  van een  en al majeur.
Dan  vlucht de vogel – achter blijft haar pijn.

Alfred Bronswijk