Nog even – dan slaat de nacht zijn mantel open.
Wat licht was wordt met donker toegedekt.
De ruimte is in muren teruggekropen
En in mij wordt het lied van angst gewekt.
Diep voel ik de toon van het verlies van hopen,
Van een vaarwel van wie ik zielsveel hield ,
Van het moment waarin zich de tijd laat slopen
Van alle schepen achter mij vernield.
Nog weet ik mij verstrengeld in oude dromen.
Nog heeft de nacht mijn hart niet aangetast.
Nog staan er zonnebloemen naast de kast.
En buiten klinkt een kinderstem die mij verrast,
Dat duister niet ieder licht kan tomen
En mantels zilver dragen in hun zomen.