Nooit was verlangen triester als die avond,
toen bloedend licht zich plooide om ’t balkon.
Daar lag een jongeling, bleek en gehavend,
in tranen, zich aan duister denken lavend,
vanwege zielenpijn en testosteron.
Met om zijn hals een doek van zwart chiffon
De vermoeide leden zijwaarts uitgestrekt
uit intens dorsten naar de koele dood.
Zo wist hij zich verraden, voorgoed genekt.
Vergaan zelfs, als een diep gezonken vloot.
Verloren in de verlate avondzon.
Met om zijn hals een doek van zwart chiffon
Traanbedekt deed hij vermoeid zijn ogen dicht
weer zag hij, nog in zichzelf verzonken,
die brief, die brief van dat ja verdomde wicht
aan wie geld en ziel was weggeschonken
bij het schuimend brassen van testosteron.
Met om zijn hals een doek van zwart chiffon.
Voordat de duisternis had toegeslagen,
sprak zijn mond, een ademtocht, zelfs zachter:
Hier steekt vermoedelijk – niet te verdragen! –
toch een liefdesgeschiedenis achter!
Wat moet mijn zielenpijn, mijn testosteron,
met om mijn hals een doek van zwart chiffon?
Nooit was verlangen triester als die avond,
toen bloedend licht zich plooide om ’t balkon.
Daar hing de jongeling, bleek en gehavend,
te hangen in de schaduw van de zon,
vanwege zielenpijn en testosteron.
Met om zijn hals een doek van zwart chiffon