Dat werd van hogerhand aldus beschoren
Ik moest en zou het eind’lijk zeker weten
Of lijden onze jeugd nog kan bekoren
De Jezus wordt vertolkt door Jim de Groot
De zoon van onze god-de-troubadour
Van onrecht, vrije liefde en de dood
“Geloof jij Jim?” “Welnee, de rol is stoer!”
Als Barabbas een eigentijdse rover
Uit BN-er stal van Boulevard op Vier
Dave Roelvink, ja, die supergave gozer
Juwelendief of niet, voor tieners hoog vertier
Jeroen van Koningsbrugge is de Judas
Verraadt zijn maatje Jezus met een kus
Van Eerd is Hocus Pocus Pilatus Pas
Daar gaat hij, Jezus, voorbij C1000 en de Plus
De vruchtbaarheidsgodinne Shirma Rouse
In schril contrast met uitgemergeld mensenzoon
Krijt als Maria al haar moederleed heraus
Haar zoon bezwijkt intussen onder doornenkroon
Maar dan ontmoet de lens de mensenstoet
BN-er Bridget peilt het Volksempfinden
“Gaat ie lekker?” vraagt ze, want, ja, lekker móet
Die Bridget maakt zodoende blinden ziende
“Die Jezus heeft dit écht voor ons gedaan
Zo kon Zijn Vader ons voorgoed vergeven
Straks zal Hij uit de dood ten hemel gaan
En kijkt dan of wij wel genieten van ons leven
Onwijs gaaf, te gek toch, des te meer:
Genieten is in diepste wezen… geven
Is eren van de Schepping van de Heer”
Haar evangelie heeft heel Enschede doen beven
Neletta van Heuven
Als kind geloof je in het paradijs
Dat paradijs beleef je dag na dag
Van lieverlede word je wereldwijs
Op school, de straat of thuis: slag op slag
De mensen … weten zij wel wat ze doen
Want: waar is moeder als ik haar behoef
Waarom geeft vader mij weer van katoen
De grote mensenwereld stemt mij droef
‘k Heb dorst, da’s alles wat ik overhoud, zowaar
Uw bebloede handen tonen te veel gaten
Ik beveel mijn geest nu in de fles .. van ouwe klare
Het is volbracht, deed zo mijn best, ’t mocht niet baten
De Godverduistering is zonneklaar, voorwaar
Mijn, God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten
Met lange trage vleugelslagen stijgt de vogel op
De arend die de IJssel voor een zee aanziet
Hij vindt het hoogste punt, de Lebuinustorentop
Hij landt en vouwt zijn vleugels toe, kijkt rond, bespiedt
De toren is in duisternis gevat maar zelf verlicht
De vogel tilt mij uit mijn luie stoel omhoog
Het is nu hij en ik, de mensenwereld is uit zicht
Ik ben een kind dat goud vindt bij de regenboog