De zunne kwam gerezen
met winterse lastigheid,
met traagzaam ijsgekertel,
geen enkel onbegersde moldebuil
door horzelbies overrompeld.
Het dichterke, gepoeft met wappers
en van buitenwaardse ontederheid,
heeft het weer eens verbuisd,
gemingelmangeld in de zommer,
oh God, de wereld is een worstelperk.
Zijn hoppelend herte klopte
gelijk orgeltaal, te schielijk
en maar te zelden neuswijze,
wacht u de wederwijven, slechts
tijdworm is hun zwepend liefgetal.
In de wulgentronk schettergebek
gierende zwaluwen hingen in ‘t hoofdgewaai
eendlijk noodgevaart, ommentomme
’t koele gedaver van de winden,
driftiglijk hun zwervend vlerkwerk.
Zij staan wijsterwaster afgeprent
hemelstriepen in de locht, ontmooit
en ontmaakselt in hun schamelheid
en over de blootakkers voestert
malgemoed het kwelgediert.
Maar, achter de dwersdeur al
pinkoogt het maagdengroen
in het hofbeluik, waar wij nog dreupelen
van het krimpend alsemdrinken,
schompt het overstoffelijk brood.
Felle, doordronken meesterstreken
krakken ten halve afgewrocht
de schalkaard, de slapende botten,
het grimt ons in het gramme noorden
de smert des lijdens gemaagdekroond.
Mijn rijmdram wordt ooit mondsgemeens
ondanks doorkwetste lichaamsrampe
en zielgevaar, over de wereld wandlende
ik, de biddensmoede verzenvinder
zal nimmer van te dichten zwichten.
Duido Welzelle, november 2023
(Dick van Welzen)
12, bijna 13, ik was nog maar een kind,
opgetogen zagen we door opa’s ramen
dat ze ook deze winter terugkwamen,
gedragen door de gure noorderwind.
Lijsterbes verborg onze gevederde vrind
zijn roodkoperen kiel belichame
de ziel van lucht en aarde samen:
vertrouwd, maar onbegrijpelijk labyrint.
Nu zelf grootvader zie ik ernaar uit
dat ze weer eens komen aanwaaien,
mijn kleinzonen, ze tikken op de ruit.
Zoals de koperwieken, die snaaien
de bessen uit de hulst, verdiende buit
omdat ze mijn zilveren winter verfraaien.
Dick van Welzen, november 2023.
Zaterdag is de allermooiste dag
als je wakker worden mag met iemand
en over de zo onkreukbare krant
ontbloot de zon haar liefste lach.
In de keuken fluistert een zacht gerucht:
bacon dat samen in de bakpan sist
met eitjes door de eigen kippen opgedist
de toast springt al een gat in de lucht.
Er wordt ten diepste geroerd in de thee
wanneer ik vraag: wil je als op elke date
boten die voorbijgaan kijken, een ijsje eten
en daarna neem ik je naar de bios mee?
Geef ons maar films met Franse slag,
daarna breken wij los in een rituele dans,
‘dáár is dat feestje’, en in heerlijke cadans
glorieert onze vrijdag op zaterdag.
Dick van Welzen, september 2023
slepende voetstappen op de gang
de blinde bibliothecaris komt thuis
hij heeft brood en wijn gekocht
en genoten van de goede luchten
weer terug op zijn geliefde breedte-
graad, lang niet meer gewankeld
in nauwelijks vierkante meters,
in altijd te weinig verzamelingen
op zijn stoelen overal woekering
van boeken, op de tafel ongeopende
rekeningen, de klok stilgezet, geen
palaver, wat hij echt noemt is echt
Jorge gaat rustig scheep op z’n bed
hij snurkt onbehoorlijk, verzint
z’n fabeldieren in wier dromen
wij mogen bestaan, als verlangen
Dick van Welzen, 2019