
Aan onze Dichters (m/v)
Wij hopen dat wij, als leden van ons Café, elkaar op deze locatie vaak mogen ontmoeten en elkaar kunnen verrassen, doen verwonderen en ontroeren door inzending van een kolkende stroom van gedichten.
Alle gedichten die normaliter voor een fysieke bijeenkomst worden ingezonden worden nu (behoudens tegenbericht) door het bestuur op Café Online geplaatst. Onze virtuele ontmoetingsplek.
Een hartelijke groet van Joseph – Cees – Tinus
stopt, maar hij zal doorgaan ,
brengt mensen waar ze willen zijn.
Droef en blij trekt ons voorbij,
het leven wil slechts doorgaan,
dat we mogen genieten o zo fijn.
Er is een kalenderjaar voorbij,
daarom mijn groet voor we doorgaan
naar een tijd vol vrede zonder pijn.
Willem Nieuwenhuis
Jij Raphaël
Daar zat jij,
solide met kippa,
hard werkend.
Een rots gelijk.
Slechts 1 klein verzoek en
de rots verplaatst zich,
vriendelijk, ingetogen.
Je begreep, voelde in
kwam in beweging
maakte ruimte
en straalde.
Mooi gebaar!
Ik legde uit
we spraken,
luisterden,
er ontstond een klik.
PRACHTIG,
menselijk,
zoals dat kan,
maar vaak niet gebeurt.
Toen je gedicht:
‘ik benne’,
Raphaël, ik dank jou
als pracht mens!
Een schepsel van God.
Mijn gedicht als antwoord op het gedicht dat Raphaël Helstone (een voor mij wildvreemde man) die, toen wij als familie in Restaurant Engels te Rotterdam napraatten over de begrafenis van onze vader, mij toestuurde. Hij zond mij een mailtje met een hartelijke groet, zoals rabbi’s dat doen.
Kijk daar zit Michiel van Hunenstijn
aan tafel met z’n rug naar het raam.
Hij schrijft een gedicht, z’n bril heeft hij afgezet
en z’n glas wijn heeft hij bijgeschonken.
‘Het leven is vurrukkelluk’ staat op het papier.
Soms klopt dat, dacht Michiel van Hunenstijn,
als het leven lekker liep, dan klopte het wel.
Als de hele bliksemse boel een beetje liep
ja dan kon het leven wel vurrukkelluk wezen.
Ik zie het papier van Michiel van Hunenstijn
vol met krassen en met strepen,
zijn bril heeft hij weer opgezet.
Het lamplicht zet hem eenzaam in een stolp.
Hij neemt een slok en hij zet weer een streep.
Van buiten af zie ik hem
weerspiegeld in het glas.
Het glas is thermopane:
ik zie hem dubbel, is hij niet alleen?
Daar zit Michiel van Hunenstijn.
Z’n wijn smaakt wrang, en z’n gedicht vlot niet.
Het leven is niet altijd vurrukkelluk
en het is niet altijd fijn
om Michiel van Hunenstijn te zijn.
nu floept ut
dur zomaar uit!
vaak is ut
un schouwtoneel
of een gevecht
zoals u wilt
maar immur
neem ik
muzelluf mee
en
ik kan altijd
lekkur dromun…
ennu ?
Hoe romig zacht
chocolade-ijs kan zijn.
Grote rijpe kersen,
Zoete witte wijn…
Parelschelpen op het strand.
Snelle fluittoon van een fitis.
Bruine aren, waterkant.
Bloemen van een amaryllis
Een film van Woody Allen.
De stem van Johnny Cash.
Een schilderij van Sluiters
Van Campert een nieuw vers.
Waar gooit vriendschap hoger ogen
dan morgen aan de rivier
Waar het water ons omringt en toelacht als
een mooi gezicht vanuit de verte.
Gedicht n.a.v. het thema van Gedichtendag 2011
Langs de weg geknakte hoge boom
Flarden steken hulpeloos in de leegte
Geen zachtheid meer van beschutting
Geen zoete bedwelmende geur
Sapstroom afgesneden
Alsof alle schepping illusie blijkt
Oerkracht is echter onvernietigbaar
Uit restanten komen steeds meer
Dunne takjes omhoog
Gericht naar het heldere licht
Lieve groene blaadjes
Hoopvol geladen met oneindigheid
Liefde kan eeuwig zijn,
Als van een vaak versneden bruiloftskleed
hangt u uw plooiwerk breeduit tussen oude panden
met wie u zwijgend heimwee deelt naar co-verbanden,
waarmee de stad zich ooit had ingekleed.
In stil verzet tegen verandering
steken arkeltorens en uw gotisch trappenhuis
minzaam hier de draak met elk opdringerig geruis
van al te moderne omkadering.
Uw bordes zag eens bisschop, keizer en oranje.
Nu bent u maatjes met de haringman,
die elk zeezilt visje aanprijst als een lekker stuk.
De Turkse kooplui voeren op de Brink campagne,
terwijl uw vensters spieden naar een span
dat tussen kussen fluistert: jij bent vurrukkulluk!
En als ik dan
weer verder kijk
in licht dat draagt
onze blik
Zien wij een weidsheid
met veel detail
wetend alles heeft
zijn eigen geur
Laat gaan die drang
van nu of nooit
ieder oogsten kan pas
na lange tijd
Zet somber om
in zuiver gebaar
trekkend wolken na
met rode kleur
Want blauw is alom
en o zo sterk
al kent sneller ook
eens jouw grens
Schep samen daarop
een nieuwe sfeer
lopend liever door
bewuste sleur
Jouw leven door je lijf getekend
een vlucht naar water en geluk
en overzee geen wortels in de aarde.
Het hier en daar wat vluchtig zijn
was al teveel en baarde
geen blijvend oord in onze streek
de onrust van het water bleef.
Jouw leven door je lijf getekend.
Nee Slau, er is hier sinds je dood weinig veranderd
in de Deventer dichterssalon leest men
nog immer Vasalis, Achterberg en Nijhoff.
Van Pom zong zelfs een malle kwibus een gedicht.
Nee, nooit ben ik eerder dichter bij een mooie passiemoord geweest.
Slau, je rust in een urn,
in een duin te Driehuis.
En niet op de bodem van de zee
of aan die laatste smalle ree
van hout in zand.
Slau je leeft!
Wij hebben ooit aan de zelfde kade gewoond.
Ook al zat er zestig jaar tussen,
maar we hebben allebei rusteloos langs
hetzelfde Spaarne gelopen
en van verre prinsessen gedroomd.
In Deventer, Slau, leef je nog, is de nieuwe tijd
nog niet begonnen, leer je ze niet kennen:
Het Schuim van Alfred Schaffer
of de Nieuwe Veters van Robert Anker.
Slau, er is sinds je dood hier weinig veranderd.
Ook al had ik kind noch kraai
dan nòg zou ik het niet durven
zó gepakt te worden bij mijn lurven
als ‘vaarwel’ het leven zwaait…
zou ik zegeningen zóeken
en tel ik mee boekhouders ramen
dan zul je met mij toch beamen
dat ik ook reizen kan in boeken
afhank’lijk van mijn perspectief
neem ik ongemak voor lief
want het leven is soms wreed
daarom vlucht ik in gedicht
vind je ’t erg dan als ik zwicht
en met jouw voeten treed?
Dit gedicht werd
mede
mogelijk gemaakt
Grauw en dof
Door een
dagelijkse p
plicht verzaakt;
lijkt het leven
grauw en dof
lees dan ook eens
Slauerhoff.
de laatste levensfase dient zich in mij aan
mijn schip moet steeds meer zeilen strijken
en vaker nog voor stormen wijken
met ladingen van ooit zie ik mij niet meer gaan
voor mast en tuig heeft nu ook het uur geslagen
dat ik moet kiezen voor een nieuw bestek
en vrachten verstouwen aan mijn dek
om wat nog rest de toekomst in te dragen
nu dan de vloed van jaren is voorbijgegaan
mijn kiel omspoeld door afgaand water
haar koers verlegt van nu naar later
de branding van de jeugd voorbij
geen zee aan loef geen zicht aan lij:
straks zal mijn reizen in stil doodtij overgaan
Meer gedichten zijn te vinden in het overzicht Dichters van A tot Z!