
Aan onze Dichters (m/v)
Wij hopen dat wij, als leden van ons Café, elkaar op deze locatie vaak mogen ontmoeten en elkaar kunnen verrassen, doen verwonderen en ontroeren door inzending van een kolkende stroom van gedichten.
Alle gedichten die normaliter voor een fysieke bijeenkomst worden ingezonden worden nu (behoudens tegenbericht) door het bestuur op Café Online geplaatst. Onze virtuele ontmoetingsplek.
Een hartelijke groet van Joseph – Cees – Tinus
Ik lig hier, en ik lig hier goed:
De loomheid die mijn spieren voedt
Verwarmt mijn lijf. Hier neergezegen
Wil ik nimmer meer bewegen.
De zinderende zon zingt zacht,
mijn lijzig liggend luie lijf
is loom geworden zwaartekracht,
‘t wil dat ik eeuwig liggen blijf.
Mijn hart slaat traag, mijn bloed stroomt sloom
De lucht is licht en warm en zuiver
Een koele vlaag is als een droom
En geeft een aangename huiver.
Ik weet wel, straks zijn daar weer plichten,
Maar laat mij liggen zonder doel,
Die zwaarte is zo’n vol gevoel.
Kon ‘k maar, vóór ’k mij op moet richten,
Deze lome vergezichten
In woorden vangen, zwaar en zoel,
Opdat u voelt wat ik bedoel…
Ach kon ik alles maar verlichten,
Met de zon in mijn gedichten.
Niels Klinkenberg
als ik probeer te schrijven vanuit tevredenheid
ben ik bang voor de saaiheid
wat huist in mijn leven
dat er zomaar angst ontstaat
dan ga ik kijken
daal af diep naar binnen
en vind vuilheid en liefde
de luiheid van mijn ego
en de lichtheid van mijn ziel
zitten hand in hand
op een bankje
hartstochtelijk te kussen
de angst is ongegrond gebleken
ik initieer een dans
wang aan wang verstrijkt de tijd
zoek ik werkelijkheid
om te delen dat de saaiheid
een illusie was
evenals tevredenheid
Bij de herdenking van de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 en de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog
Ik schroom de gieren te zien zweven
boven het uitgemergeld kamp,
want ik ben nooit hun aas geweest
noch deelgenoot in deze ramp.
Ik schroom te schrijven over slagen
die niet op mijn rug zijn neergedaald.
Ik schroom te denken aan gemis
dat ik niet zelf heb moeten dragen
en dat mij niet zelf de keel heeft dichtgeschroefd.
Ik schroom te willen weten
hoe ’t voelt bielzen te moeten tillen
als je ligt te rillen met de derdendaagse koorts.
Ik schroom te denken aan ’t moment
dat het scheepsluik werd gesloten
en hitte brandde als van een toorts.
Ik schroom vanuit een veilig oord te meten
wie toen het zwaarste werd beproefd.
Ik huiver de kou te ondergaan
die stroomde vanuit Hollands bleke kust.
Ik huiver bij ’t beeld van ’t kil onthaal
dat zelfs de felste vreugde heeft geblust.
Ook een vaste toekomst kan bedriegen,
de liefste droom in rook vervliegen,
het vat der hope leeg geschraapt.
Laat de oorlogsvogels verder vliegen
en ik zal je in mijn armen wiegen
tot je slaapt.
Vertaling van het gedicht: ‘La lengua de las cosas’ van © José Emilio Pacheco
De taal der dingen moet wel het stof zijn waarin ze woordeloos communiceren.
Het stof, of de schaduw die ze werpen.
De waanzin van de dingen wanneer hun wil zich verzet
en ze koppig dienst weigeren of zich als bezetenen verstoppen.
Alleen zo kunnen ze in opstand komen,
alleen zo ons laten weten dat wij niet de baas zijn,
al hebben we dan de macht
om ze te vernielen en te vergeten.
impressies van eigen kleur
tafereel voor een nieuwe dag
laat zoeken in licht en donker
buiten als het weer vermag
artefacten met nieuwe schaal
componerend in eigen kring
op rand van autonoom en nut
geschaafd tot wezenlijk ding
toch zien wij hier eender
vanuit een andere hoek
telkens aanschouwend bezoek
want licht op dit aardse
verbindt ieders expressie
werpt hoop zonder concessie
(bij het werk van Gertjan Scholte Albers en Gerard Broekman)
Terwijl ik afgelopen jaren
Toch ontaardde
En ontwende aan alles
Wat met groen en aarde
Te maken had
Kon ik nu afgelopen tijd
Weer opnieuw genieten
Van werken op deze aarde
Uitvoeren juist taken
Die moesten laten
Groeien groente, bloemen
Maar heeft u in de gaten
Dat het werk op aarde
Plezier geeft om te baren
Een gedicht of verhaal
Om te verklaren
Het is echt waar
Tuinwerk is voor mij echt waar
Boeiend om te ontwaren
Deze mens op aarde
Is geboeid door dit werk want daar
Groeit plezier uit echt waar
Als plant op aarde
Want deze mens op aarde
Wil spinnen garen
En ontwikkelen op aarde
Mijn dichttalent op aarde
Om boeiend te laten
Zien dat ik verklaar
Het is prachtig, echt waar
Opnieuw te beleven op aarde
Het tuinwerk dat waar
Ik werk mij heel erg boeit
En ik dus opbloei
Door te ervaren
Tuinwerk op aarde
En een zijn met de aarde
Geeft voldoening waar
Door ik ervaar
Tuinwerk is echt fantastisch
Wat mij veel genoegen verschaft.
Wat ik mis in mij is het kind
Kind in mij waar ben je nu
Vroeger was je er ook
Waar ben je nu kind
Kind in mij ben je weg
Lief kind zoek je troost
Lief kind heb je verdriet
Zeg het tegen jou eigen kindzijn
Jou kindzijn begrijpt dit
Het kind mist dit allang
Ik mis het kind ook
Wat ging er mis met het kind
Kind is lang geknakt geweest
Kind mag weer terugkomen in mij
Weet niet hoe maar het mag kind
Ben het vergeten kind en ontdek pas
Troost lief kind was onbekend
Lief kind het is nooit te laat
Kom maar weer veilig bij mij
Ik omarm jou kind voor altijd
Blijf bij mij kind en wordt kind in mij
Lief kind daar rolt een traan
Hij rolt tot onderaan
Traan gaat naar het kind in mij
De traan zal troost geven kind
Het kind in mij ontvangt troost
Kind in mij je krijgt liefde
Ik heb je weer gevonden kind
Lief kind in mij blijf bij mij
Dank je wel lief kind in mij
Voor geduld en liefde
Blijf voor altijd kind in mij
Nooit ben ik alleen,
er zijn immers woorden. (Jean Cocteau)
Hij doopt zijn stalen schrijfgerei
niet in de inkt doch in het leven,
sponst het bord zorgvuldig zwart,
plaatst de vulling zonder beven,
Kneedt zich een tablet van klei,
scherpt het oergeduldig krijt
En richt zijn griffel op het hart
van de onbeschreven tijd.
Pieter Bas Kempe (september 2011)
Je werd in een schoolbank gezet en deed alsof je schreef.
Je was een attribuut. Je was gekamd, je zag er piekfijn uit.
Je werd in je schooltijd stilgezet, je zag jezelf weerspiegeld in de ruit.
De fotograaf regisseerde je: zit stil en hang toch niet zo scheef.
Je deed alsof je schreef, je jeugd werd vastgelegd.
Het was een pose: zo werd je in de toekomst verwacht.
De bladzijdes bleven wit, het was maar voor de vorm, niet echt.
Je bent zes, er wordt nog iets over zwart en wit of kleur gezegd.
Terug in de klas los je weer op in het geheel, je deinst
terug in je bankje, je voelt je nog half bevroren, je grijns
nog wel het meest. Het schutblad wacht op je en is mat.
Heeft het verleden je in de toekomst toch nog beetgehad.
Martinus, neemt u mij niet kwalijk,
dat ik u aanspreek met uw voornaam.
Ik wil even heel dicht bij u staan.
Uw werk ligt als een puzzel klaar,
maar er ontbreken stukjes aan.
U bent toch zelf die Awater, nietwaar,
die, na zijn lied te hebben voorgedragen,
„stijf als graniet“ de zaal is uitgegaan ?
U kreeg het toch maar voor elkaar,
dat smartelijk verlangen, dat ieder kent, maar
niemand weet waar naar, te vangen in een taal,
die mij wil dwingen te zoeken naar de graal.
Zwijmelen doe ik niet graag,
voor helder denken een gevaar.
Toch spreekt uw godsbeeld mij wel aan,
maar met uw vroomheid kan ik niet bestaan.
U hebt Awater geschapen, maar liet hem staan.
De trein stond klaar op reis te gaan.
Elke zomer zie ik door mijn raam
een oude stoomtrein gaan
en over de stad echoot als afscheid zijn signaal,
HOEHOEHHHHHAAA:::::
Vrij naar Nijhoff
Al wat ik in mijn droom nog ooit wil schrijven,
wat opgeslagen ligt, wat rust, wat nu nog stilte is.
Van wat nog komen zal, wat was, wat is.
Al wat ik uiten wil, of wat ik mee zal dragen
als overpeinzing, tot het niet meer nodig is.
Ik weet niet of ik droom, of dat ik schrijf.
Anna Wiersma
Alles? Alles.
Onder andere:
de hoeken van het huis waar wind op de vragen
die ik nog heb zijn antwoorden jankt;
bergen waar soldaten met hun bloeddoorlopen
verband in beide richtingen voortstrompelen;
bloemen die vlinders het gif van hun kleur bekennen;
hinkelende kinderen die benen te veel hebben;
bedrieglijk ogende mannen die in ooglijke vrouwen
slechts het zichtbare zien,
platgelopen politici die eerlijk hun fraude bijhouden
en op al, maar dan ook al hun woorden passen;
sombere dokters met hun patiënten gered
van een van pillen vergeven leven.
Alles? Alles.
Maar hoe zit het dan met de doodgewaande dichters
die uit de tijd zijn gevallen, de betere predikers
die ons hun zegen ontzeggen, de hopeloze hopers,
die beter weten zijn vergeten?
Zij ook? Zij ook.
Ach, wijze zwartkijker, kom,
gun ons respijt, nog even,
wij hebben ons alles vergeven.
De eeuwigheid is bijna om.
Laat ons een laatste dansje doen, ons toetje herkauwen,
onze halfvolle glazen legen en halflege vullen
en een toost uitbrengen, nu en hier,
op het happy end van ons plezier.
En zorg op mijn onbeschermde scherm
dat alles wat ik heb gemist
voorgoed wordt gewist.
Waar is het toch gebleven
het verlangen naar woorden
voor de tranen en liefde
voor mijn diepst beleven
dat zich wilde mededelen?
Wat is er toch gebeurd
met de vele gedichten die
geschreven wilden worden
waarvoor de tijd ontbrak of
juist misschien de moed?
Wezenlijker dringt de vraag
waar kwamen ze vandaan
de gedichten die moeizaam soms
werden gevormd of na een
weeënstorm gestalte kregen?
Bovenal: hoe kom ik aan het lef
om deze kinderen soms
zelfs poëzie te noemen?
Waarom ontkom ik toch niet
aan de zuigkracht van Taal
of
heeft zij mij wederkerig lief?
Wij stonden in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag
wachtte ik het onbewaakte ogenblik.
Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans hebbend die ik hebben wou
dat zij onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik: waarover wil je dat schrijf?
Juist vangt de fluitketel te fluiten aan,
haar hullend in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine door het tuimelraam.
Dan antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan
druppelend water op de koffie giet
en zich de geur verspreidt: ik weet het niet.
Martinus Nijhoff (1934)
Ik voel een
contrast tussen
huid onder klamme lakens en
tref mezelf in
spiegelend behagen
Tijdens herhaling van passen
over frisse glans
vecht ik tegen
pijn verslavende trend
Immers buiten nog weidser
door het golvende land
proef ik zon met kleur
voor elk moment
Terwijl binnen vol klank en
dansende bakens
ik zoveel schoons ga vragen
Meer gedichten zijn te vinden in het overzicht Dichters van A tot Z!