Café Online

Aan onze Dichters (m/v)

Wij hopen dat wij, als leden van ons Café, elkaar op deze locatie vaak mogen ontmoeten en elkaar kunnen verrassen, doen verwonderen en ontroeren door inzending van een kolkende stroom van gedichten.

Alle gedichten die normaliter voor een fysieke bijeenkomst worden ingezonden worden nu (behoudens tegenbericht) door het bestuur op Café Online geplaatst. Onze virtuele ontmoetingsplek.

Een hartelijke groet van Joseph – Cees – Tinus

(Ontmoeting in de trein)

Werkzaamheden op het spoor,
daar kwam het door.
Om op tijd weer thuis te zijn
nam ik een andere trein,
met overstap in Apeldoorn
de snelle naar Berlijn.

Ik zat als enige in een coupé,
dat maak je niet zo vaak meer mee.
Er stapten nog twee mensen in
met een baby, een jong gezin.
Het was zo’n vertederend, goedlachs kind
waardoor vanzelf een gesprek begint.
De vader, Nederlander, sprak Engels
met zijn vrouw, een Peruaanse.
Hun zoontje, haren van een indiaantje,
zou al gauw met drie talen vertrouwd zijn,
de Nederlandse, Engelse en Spaanse.

Ik kon niet nalaten te denken:
hoe zal het verder met hun gaan?
want oh, ze zijn zo anders,
vooral die donkere buitenlanders.
Het is pas 80 jaar geleden
dat door Ed Hoornik werd geschreven:
“Het is maar tien uur sporen naar Berlijn.”

Waarheen gaat nu die trein?

Lies Prins, november 2024

Onweerstaanbaar
lijkt de weerklank van zijn bestaan
op een weerloos witte ondergrond
van de weeromstuit valt er een traan
op een weergave die er nog niet stond

als de wiedeweerga wil hij zijn gedachten
ijs en weder dienende ergens opslaan
wederom kan hij niet wachten
en het weer komt toch spontaan

tot weerziens!

Wim van den Hoonaard, november 2024

De wind blies bladeren op hopen
tegen de achterdeur;
als een kabouter waad ik
door het goud.
Zo kind was ik niet vaak,
ook niet als kind.

Is dit wat het bewegelijk
verval in mij wakker maakt:
een vroeger, nog niet aangetast
door onbegrip en afweer?

Over het tuinpad gaan
langs de ineengeschoven
tijd, de zon koraalrood
op de takken. Te lopen
tot de laatste vogel zwijgt,
het donker wordt,
er niets is dan de ritsel

tussen blad en voet.

Louise Broekhuysen, november 2024

er vallen nog bladeren
veel zijn het er niet
er gaan grijze wolken
sneeuw in ’t verschiet

weer wordt het winter
de luiken gaan dicht
weer nieuwe lijnen
in jouw lieve gezicht

weer sluipt de stilte
in ons heilig gebied
er vallen geen woorden
te groot het verdriet

Ger van Diepen, november 2024

Peter de Wolf had genoeg van het leven,
zijn leven als wolf, zo wil het verhaall.
Hij wilde als schaap, al was het maar even,
door het leven en niet enkel mentaal.

Peter bedekte als list ledematen
met de wol van een schaap en nam les
bij een zanger en die leerde hem blaten,
een knijper verving succesvol zijn Es.

Peter bezocht toen een kudde met schapen.
Bescherming vond hij in zijn wollige tooi.
Maar de schapen riepen en masse: “te wapen,
is deze gast nu een ram of een ooi?”

Peter verspreidde ook schaapvreemde geuren,
dat was waarom hij het onderspit dolf.
De schapen vonden hem vreselijk meuren.
Ontdaan van de wol werd Peter weer wolf.

Een wolf die graag wil integreren
moet niet vermomd als schaap acteren.

Tinus Derks, november 2024

Weer word ik geraakt in mijn wezen en
Van de weeromstuit móét ik welhaast
Reageren op een wending van weleer

Waar wederom mijn weerloosheid me
Parten lijkt te spelen, omdat zo mijn
Weergaloze conceptie lijkt te verdwijnen

Zeer doet het, na door weer en wind zoveel
Doorstaan te hebben, dat TELKENS WEER die
Drang oplaait om waarde te verwoesten

Maar weerbaar bevechten wij de weerslag
Van dit voornemen en wie weet zijn de
(Weer)goden mij nu tóch gunstig gezind

Maarten Douwe Bredero, november 2024

(Indachtig Lucebert, Bob Seger èn ex?-bioscoop Space te Hengelo)

weer ‘clonk’ hij met kwakhout
in het viswater, in de hoop op een meerval
ook wel val of visduivel genoemd

het kwakhout is een houten
asymmetrische boemerang die
klokkende geluiden maakt in

het water met zijn bolle uiteinde
op het ‘clonken’ komen meervallen vaak
af, ze denken dat het geluid komt van een prooi

pas tegen de schemering kom ik
omhoog om te jagen op vissen,
amfibieën en watervogels

meervallen zijn vrijwel blind, overdag
lig ik in kuilen op de zachte bodem
met de voelsprieten, de kronkelstaart, de

donkergrijze huid lijk ik een sprookjeswezen
in de zwemtank ben ik verdoofd met een
vloeistof, ik haal nog langzaam adem

de meervalvisser maakt een sneetje in mijn buik
plaatst er een zwart lippenstiftachtig buisje in
ben nu ‘gezenderd’, zal op een laptop gevolgd worden

kom bij uit de narcose, in het rivierwater
produceer als dank een kledder lichtbruine poep
als ik snel weg zwem naar grotere prooien

ik, meerval, die mij nooit meer zal laten lokken
door het ‘clonken’ van een kwakhout
door een begerige meervalvisser.

Louis Radstaak, november 2024

Donkere wolken verorberen het blauw,
vermenigvuldigen hun volume.
Een hongerige buik die schrokt en bolt,
laagjes vet laat rollen.
Worstenarmpjes groeien
uit zijn romp en dikke dijen
deinen, spreiden zich om
vluchtende vogels te verbergen
in zijn grillige schoot.
Een overvloed aan grijzig weefsel
drijft drillend dichterbij.
Aan de horizon dreigt een verre kerk
het vlees te rijgen aan zijn spits
maar rijt slechts een scheur
waaruit de regen gulpt.
De ruimte verliest het van de strijd
tegen het front van deze boulimie,
die gulzig daalt en schranzend nadert,
Enorme vormen vloeien door elkaar,
botsen, worstelen om meer oppervlak.
Nog even en het monster
heeft het hemeldak opgeslokt
en stort zich op het land.

Bertje van Delden, november 2024

(Egon Erwin Kisch, de ‘Razenden Reporter’,
Bericht anno 1948 van achter zijn stamtafel
in Praag, kort voor zijn dood)

Jedovna heet het hier, ofwel Vergifkroeg:
kuuroord vol kruidenbitter en Pilsener
waar ik genees, of niet, zoals die baron
tegenover mij, Hollander, vol hartzeer
om een schrijnende plek op zijn ver landgoed

waar het, onder wanhopig blauwe hemel,
te midden der adelskleuren van juweel,
al eeuwen geurt naar de taxus, venijnboom,
als een gifschip naar de overkant leidend
Elckerlyc die langs het verbodene schampt –

reeuws riekt het dan ook aan de overzijde,
waar een paard na negentien bruidsetmalen
barones Julia, bloem van het geslacht,
van haar hoge positie wierp en doodde,
1948, zegt de gedenksteen….

Vergif alom, waaraan wij sterven, of niet:
Edel dier of roofdier, wolf snuift aan ons lijf…

P.B. Kempe, augustus 2016

En wederom gaat het over het weder
excuus, over het weer
De toestand van de dampkring
en de droogte hier op aarde
De ozonlaag, klimaat
Opwarming, waterschade
Alsof God neerkijkt op zijn
enigszins mislukte schepsels
door paarse donderwolken heen
De engel met het vlammend zwaard
zweeft schijnbaar achteloos
langs horizonten, niet meer
voorspelbaar voor het oog
Oh mens, beween uw naderend lot
Speel niet voor God
die met A. I. (overgenomen van de mens)
het startschot geeft om
nieuwe werelden te scheppen
Het oude is te mooi
Nog wel…
Er zit nog leven in

Anna Wiersma, oktober 2024

Mijn vel sleept over de grond, raakt verstrikt
in struiken, mijn botten steken uit, doen telkens zeer.
In het voeden van mijn achttal heb ik me verslikt,
uitgemergeld ben ik en jagen mislukt keer op keer.
Trojka’s achtervolgen is überhaupt van weleer.

Honger drijft me naar de randen van het bos,
daar is de voedselrijke mens maar ook druk verkeer.
Hé, wat loopt daar rond te snuffelen op het mos,
mijn neus speurt een kleine levende teddybeer.
Is Trojka’s achtervolgen überhaupt niet van weleer?

Ik zak iets door mijn poten, sluip naderbij, heel stil.
Voor de sprong verzamel ik mijn krachten nog één keer,
de prooi gaat niet opzij, wel hoor ik ergens een gil.
Het is niet echt een lekkernij, de staart smaakt naar oud leer.
Ach de tijd van trojka’s achtervolgen is van weleer.

Het smartelijke verlies van Toytoy haalt de sensatiekrant,
dat arme diertje trippelt nu het eeuwige jachtveld op en neer.
In het land schreeuwen voor- en tegenstanders moord en brand
over verantwoordelijkheid nemen voor het wolvenbeheer.
Ja ja, de tijd van trojka’s volgen is zeker van weleer.

Trojka hier trojka daar,
dit gedicht is raar maar waar.
Trojka hier trojka daar,

gelukkig is het nu klaar.
Trojka hier trojka daar,
Esther waar is je gitaar.
Trojka hier trojka daar
dicht zelf ook maar.
Trojka hier trojka daar,
kijk daar zit ook zo’n rijmelaar.
Trojka hier trojka daar,
die is nu de sigaar.
Trojka hier trojka daar,
staat de borrel eindelijk klaar.

Leve de poëtische pimpelaar!

Bertje van Delden, oktober 2024

Met dank aan drs. P Dodenrit

Met ogen als seinpalen
buiten gebruik loopt hij
zijn uitgesleten kring,
links- dan wel rechtsom.

Wij kijken zonder te huiveren.

Wolf, roep je fabels in je terug.
Ontsteek het vuur in je ogen,
neem een aanloop, werk je
over het prikkeldraad. Geniet
van de schrik op de gezichten.

Zet je tanden in het vlees
van onverschillig wie jou
staat aan te gapen. Proef
het bloed maar glip, vóór
het schot valt, tussen
de benen door. Gebruik
je vernuft voor de vlucht
richting bossen.

Vlei je neer in het warme
zand en lik de wonden
op je buik. Beweeg je oren:
hoog boven je ruist de wind
in het zomerblad –

Louise Broekhuysen, oktober 2024

Wolf groeide op in het kleurrijke gezin Taveirne in Oostende
zijn moeder gebruikte vloekende kleuren in de zelfgemaakte kledij
net als James Ensor dat deed in zijn schilderijen

de naam Taveirne is te verbasteren tot taveerne
een plek waar men het niet zo nauw neemt
met de heersende zeden van het volk

Wolf wilde schrijver worden maar zijn zus Lara werd het
een vrouw met helblauwe ogen en zwart haar
die je ook gemakkelijk kon verslijten voor een taveernehoudster

de aanstaande schrijver vertrekt op zijn achttiende
met zijn kapitaal uit Oostende en laat niet meer van zich horen
tot grote schrik van zijn vader die hem dagelijks een e-mail stuurt

zij weten niet dat hij een treinreis maakt naar Lapland
dat hij een Moleskine notitieboek bij zich draagt
waarin hij zijn dagen vastlegt als een mol

onderweg loopt hij op handen en voeten
veert licht door zijn ledematen, zo licht
als een echte weerwolf in het maanlicht

hij droomt van het zichzelf begraven
in de met sneeuw bedekte bergen van Lapland
zoals Kerouac het beschreef in Eenzame reiziger

Wolf wilde schrijver worden maar hij reisde de verbeelding achterna
de verbeelding die hij letterlijk volgde tot zijn dood
na een half jaar in de Laplandse bossen

zijn moeder hoorde aan het rinkelen van de telefoon
dat het een bericht van de politie moest zijn over zijn afscheid
van het kleurrijke, vloekende leven in Oostende.

Louis Radstaak, oktober 2024

De blik van een schaap
en dat maal zeven,
ze staren me malend
en wezenloos aan.
Het bord bij hun hekje:
‘Niet voeren, niets geven.
Wij zijn aan ’t herkauwen,
dat is onze baan.’

Let op want ‘Schaap’ Acht
zit wat ruim in zijn vacht.

Er nadert een vos
door de honger gedreven.
Voorzichtig, op afstand
houdt Vosseman stil
en snuift: ‘Lekker snackje,’
– een vos moet ook leven –
‘Een lende? Een dijbeen?’
Of ga ‘k voor de bil?’

Pas op want ‘Schaap’ Acht
met royaal ruime vacht,
die zit dag en zit nacht
bij de schapen op wacht.

De vos loopt een rondje,
zijn blik op schaap twee.
‘Dat lekkere kontje.’
Vos mijmert tevreê
en likt langs zijn bekje
bij ’t zien van een gat.
Door ’t gat in het hekje
kruipt Vos naar zijn schat.

Zegt ‘Schaap’ nummer Acht:
‘Dat had je gedacht!’
Trekt met man en met macht
aan de rits van zijn vacht.
‘Ha! Gefopt!’ Hij lacht
en gaat gretig op jacht.
Arme Vos! Jammerklacht!
Door een Wolf afgeslacht.

Tooske Hinloopen, oktober 2024

De wolf zaait op de Veluwe behoorlijk verderf
Dan gaan we die toch te lijf met dikke klodders verf.
Natuurbeheer is hierin wel heel erg van ‘t padje
Straks krijgen eik, den en beuk allen nog een spatje.

Fredde Förch, oktober 2024

Meer gedichten zijn te vinden in het overzicht Dichters van A tot Z!