Café Online

Aan onze Dichters (m/v)

Wij hopen dat wij, als leden van ons Café, elkaar op deze locatie vaak mogen ontmoeten en elkaar kunnen verrassen, doen verwonderen en ontroeren door inzending van een kolkende stroom van gedichten.

Alle gedichten die normaliter voor een fysieke bijeenkomst worden ingezonden worden nu (behoudens tegenbericht) door het bestuur op Café Online geplaatst. Onze virtuele ontmoetingsplek.

Een hartelijke groet van Joseph – Cees – Tinus

In populieren
zonder zingende vogels
ruist zomer luider.

Theo de Jong

Toen klokken nog tikten in kamers
was eind augustus de oma jarig.
Tantes in zwarte jurken
met zilveren beugeltassen.
Paardn, geduldig wachtend
in de schaduw van schuren.

Het kind hurkte bij een sloot,
keek diep in het heldere water.
Geen bullebak te zien
in het licht van de zon.
Het wenste de wiegende armen
van het waterbeest,
maar niet de knellende druk
op de oren, en in het hoofd
geen stem en geen naam ,
geen roep van de moeder,
niets meer te horen.

Nele Holsheimer

De vonk sloeg over en een vlinder dronk.
Voel mij een vlinder. Staand op de Brink,
al zwevend en mijn lijf voelt flink,
het is de muze in mij. Die langzaam zacht klonk

met klanken van de maand augustus, rond mij,
fladderend proef ik de betoverende drank –
naar buiten wil ik schreeuwen, heb Dank –
maar binnen sta ik wachtend, in een lange rij.

Er is een fonkelend vleugje. Het is mijn ziel,
zij komt langzaam stil naar boven drijven.
Kijkend turend over de verte heen, zie ik het wiel,

het is vliegensvlug vonken aan het rijgen.
Mijn geest raakte buiten zinnen, en ik viel.
Sprankjes hoop en besef laat mij stilzwijgen.

© Violet Asseruit Mane

return to the deep
a pal from so long ago
taste his splash of youth
scenes of hiss and blow

salty drops rinse your body
while sinking still in peace
hear solely your eager breath
bubbles climb eardrums squeeze

eternal fear has settled in
stretching years of various found
fighting currents with dear ones
logically standing their ground

unlike my very own kin
two youthful buddies day and night
dependent yet ever supportive
on this submerged one time flight

subtle sight communications
exchanging gestures less than five
we look each other in the eye
stay tranquil on this weightless jive

endless speckles of light and dark
always changing size with shape
a life beyond its halfway point
explore chosen artificial drape

colors turn softly now
wave breaking surface out of sight
the burning sun has finally let go
be my solemn liquid guide

welcome to the deep
merciless like Uriah Heep

Maarten Douwe Bredero

Goudstil korenveld
zomeravond in Warffum
zoemende combines.

Schommelende trein
van Groningen naar Zwolle
zon kleurt hemel rood.

Janneke Rogaar

Mensen die zijn uitgedroogd door zuivere maar
zelfgekozen vruchteloosheid, vieren met elkaar

vakantie in de warme maand augustus. Na wat
verstandelijk gehannes over wat laag is en wat

hoog, proberen zij in de gehuurde schuur aan de
onderkant van de bovendorpel te gaan hangen.

Hoewel dit niet lukt, boeren zij na deze exercitie
borrelend geluk op, alsof ze eindelijk dode mussen

hebben gebaard. Vol goede moed dragen ze
vervolgens tot de rand gevulde watervaten naar de

zee beneden hen, ter hoogte van het nudistenstrand. Zij
voeren deze handeling geconcentreerd en zwijgend uit.

Bovendien in kreeftengang en met half geloken ogen,
want als puristen willen zij beslist zo min mogelijk naakt

zien. Zij gooien de vaten als goedbedoelde
vakantiebijdragen in de rusteloze, onverschillige golven

leeg, terwijl zij hun ergernis over het ondankbare water
in verwarde, woordeloze klanken uitroepen die doen

denken aan het verscheurende kreunen van gestoorde
trombones. Dan gaan ze van het naaktgekleurde strand

terug naar al het hogere daarboven: als blindgangers,
maar onbevlekt.

Jan van Laar

Begin augustus
Elk jaar weer
Het dichtersfeest
Voor veel geld
De dichter leest
Een enkel hoort
Want meer nog telt
Ben jij er ook geweest?

Neletta van Heuven

Eeuwig klem tussen juli en september met altijd weer
die traag kortende dagen met dampig ochtendlicht en weten
dat zon en warmte allengs duisternis en kilte brengen zal
Zo maakte ik mezelf wijs dat ik niet de achtste was in rij
en besloot een ruil voor te stellen aan iemand
van een priller jaargetij.

IJsheiligen, met hun immer geniepig karakter,
verklaarden weldra op hoge toon dat dit toch werkelijk niet kon!
Hun ijs in sloten en op vensters was in mei nog net bon-ton
maar in augustus in die monden…..
Verworpen werd mijn droom door zondeloze ridders
ik, verachte keizer van dit dozijn.

Ingrid Beckering Vinckers

De zomer komt, in lome golven aangerold
En neemt bezit van boom en struik
Van stad en land
En vast besloten nooit meer weg te gaan.
Augustus (hij die geroemd wordt)
Sluipt op kousenvoeten naderbij.
Hij lost Juli af,
Zijn zusje, de lichtvoetige.
Hoewel zijn rijk oneindig lijkt
Vreest hij de komst van neef september,
De onberekenbare.
Die kille regen stuurt of zonneschijn,
Al naar het hem belieft.
Maar voorlopig schijnt nog de augustuszon
En kleurt de bessen, rood en zwart,
Verwarmt het bladerdek, zwaar in overhang.
Augustus, stralende heerser der seizoenen,
Blijf lichtend op ons pad
Als wij door herfst- en winterstormen moeten gaan.

Cees Leliveld

Smaak van zilt water
zicht op grijsblauwe golven
schuiven tussen mij en m’n ontbijt

In de voorbije nacht van die 1e augustus
om 2 uur precies werden een feit
andere vaarroutes
de grootste omleggingen ooit

2013 een streep aan de balk

Getallen maken zich breed
kerven zich in mijn geheugen
554 kilometer vaarweg gewist
260.000 scheepvaartbewegingen aan banden gelegd
30 boeien vernieuwd

Wat ik 50 jaar terug achter me liet
en nooit meer verbeidde
neemt via cijfers en letters in één oogwenk
bezit van mijn pa- en pupillen
van huid en haar

Het bericht over zee, havens en schepen
zet de stad die passée leek
in één klap terug op mijn cv

Sieth Delhaas

Je was een dagje op het strand geweest. Het zat erop, je ging weer weg.
Pakte je spullen bij mekaar, klopte het zand eraf en keek het stuiven na.
Het was avond. De dag was voorbij en jij keek terug.
Er was alleen maar zand. Er was alleen maar zee. Het was genoeg.
Het was ochtend en al vroeg heet. Het strand, daar kwam een meisje aan.
Ze liep langs de vloedlijn, haar ogen al wandelend gericht in haar boek.
Verwacht je niet, brevieren op het strand. En ook niet die non van verderop.
In haar habijt, kruis om haar nek, kapje om haar hoofd, vol ornaat.
Op haar klapstoel, met in haar hand een opvoedboek,
ze bleek leidster van een groep. Zit daar totaal op haar gemak.
Boeken op het strand was het helemaal dit jaar, leek wel,
de jongen verderop, die was in dinosauriërs verdiept.
En er was natuurlijk je eigen boek. Je was nu toch al op de helft.
Het boek knarste van het zand en zout maar las wel lekker weg.
Je was toch wat bezorgd: het was de laatste van je vakantiestapel.
Bij de souvenirkiosk trok een jongetje aan de jurk van z’n moeder,
zij trok gelijk verschrikt terug: het was een straplessjurk.
En daar loopt, volledig wit geschminkt met zonnebrand,
je buurjongetje, petje op, zoontje van bezorgde ouders.
Een dagje op het strand, je bent bruin, je bent verbrand.

Ginds zie je de vuurtoren met daarnaast het paviljoen.
We aten daar een dame blanche en een pêche melba.
Je keek daar van die klif zo loodrecht in de zee.
Je deinsde wat terug, hier was ooit iemand doodgevallen.
De terugblik op vandaag vermengde zich met
herinneringen van vroeger, het onderscheid werd vaag.
Je denkt aan het ritje met je nichtje vroeger op die tandem.
Jullie kregen ruzie op dat schelpenpad, boos liep ze weg.
Elke avond reed er toen een geluidswagen door het dorp.
Het circus kwam langs, dat liet men weten. En er was muziek.
De bonte tenten en de wagens had je al zien staan.
En ’s avonds was er altijd dat blaasorkest in de winkelstraat.
Ze hielden nooit op, er waren lichtjes, en toch moest je naar bed.

Het lijkt zo enkel een strand en het lijkt daar gewoon een zee,
maar je bent op dit eiland. Je voelt het vergrootglas op de kaart.
Het eiland, nu je het zo ziet: die kindertreinen, die kermissen,
die ijscokarren, die poppenkastspelers, die draaimolens –
je dacht: nog een trampoline erbij en het eiland zou zinken.

Je fietste met je ouders naar de plekken die zij wilden bezoeken.
Hier kweekten ze oesters, daar  kweekten ze mosselen,
en ook droogden ze hier zout. Je vond dat het stonk.
Je ging nog met een bootje mee. Je zag het strand ver weg.
Nu was je zelf zo’n stipje aan de horizon.
’s Avonds aten ze mosselen en vis bij de haven.
Jij dronk cola, je vond dat het er stonk.

Je had hier vandaag gewandeld, langs de vloedlijn
en weer terug. Je hebt de laatste eer bewezen aan een levenloze
aangespoelde kwal. Je gaf hem een grafsteen versierd met wat wier.
Je liep op blote voeten en dus werd je door zandvlooien besprongen.
Stel, je komt als zandvlo ter wereld. Dan is dat je leven
en je lol: tegen blote voeten springen ’s avonds op het strand.
Elke voetafdruk vulde zich nu met het water van de zonsondergang.
Daar ligt nog steeds dezelfde vrouw als vanochtend, je bent bezorgd,
ze lijkt niet van haar plek geweest, de vloed likt al aan haar tenen.

De vloed die gaat, de eb die komt,
je herkent de boel haast niet meer terug.
Het water was blauw, werd groen en uiteindelijk grijs.
Er hangt onweer in de lucht. De horizon bleef strak,
en werd daar precies door de bliksem geraakt.
De strandwacht verruilde de oranje vlag
voor de rode. Er was gevaar. De zee ging dicht.
Je bent een dagje op het strand geweest.

Michiel van Hunenstijn

(een tikje lang, en onder meer om die reden, een niet-voorleesgedicht, maar behouden voor de weblog)

In vroeger tijden, lang geleden,
toen we Indië nog hadden,
en die goeie ouwe gulden,
werd het ieder jaar augustus.
Dat ken je zien aan ouwe foto’s,
een beetje gelig, met een kartelrandje.
Jongens droegen toen allemaal een pet,
trokken meisjes aan hun lange haar.
De mensen bleven rustig thuis
en gingen naar hun werk.
Nu zeg je: huh, augustus zeker?
Want er zijn minder files
en bijna iedereen is weg
om voor verre buitenlandse tunnels
met de auto uren in de rij te staan.
Vroeger hadden ze geeneens geen auto’s
ja, een hele enkele enkeling,
trots poserend voor zijn Spyker.
Toen was het ontmande IJsselmeer
nog een autonome Zuiderzee,
met scheepsrampen en overstromingen
(en: zeer visrijk!).
Kom daar nu nog maar eens om!
Ik heb soms een onbestemd verlangen
naar de diepe rust van toen
naar de hoge bomen langs het tuinpad van mijn vader.
Soms denk ik dat vroeger alles beter was.
Hoewel, toen stond ’s middags de rosé niet koud
en geen gemarineerde kippenvleugeltjes van Albert Heijn.
Daarom eindig ik met deze vraag:
wat vindt u daar nou zelf van?

Cees Leliveld

Vertaling van het gedicht: Los trabajos que me ha dado el despedirme van Santiago Montobbi (Barcelona, 1966)

Op de ogen en andere doden drukt gestaag
de wereld en de vermoeienis. En ik zou dat graag
eenvoudigweg vergeten, woest mijn ogen sluiten en een volkomen
vaarwel uitspreken vol nachten en verstikte stenen of bedelaars
die geen woede koesteren
omtrent het infaam bedrog
waardoor wij naïevelingen ’s ochtends door het geluid
geloven dat dit leven leefbaar is. Maar sinds het laatste afscheid
is er nu evenveel tijd verstreken
als sinds de weggeborgen vakantieliefdes
en ik weet dat er geen steen of nacht meer over kan zijn
die niet eindeloos en onverdroten door mijn bedelaars
is aangevreten. Want wat me altijd de meeste
moeite heeft gekost was het afscheidnemen. Niettemin,
klaarwakker door de aftandse cafés waar het zwalken
tussen eenzaamheid en angst uiteindelijk op uitdraait,
blijf ik voortgaan, zonder goed te weten
wat ik nog najaag in het niets.

Klaas Wijnsma

grauw gewichtig firmapak
tokkelend op laptoptoetsen
zegelring in de verdediging
houdbaar hoofdhaar in vernis
waant zich heer en meester
in dit pand onderbemand
voornamelijk door vrouwen

schotelt hypotheken voor
uit tabellen opgedist
heeft zijn handen eraan vol armen
via sommen en procenten
rijkdom te verkopen
de ‘rolex’ schreeuwt de tijd:
thuis een potje koken zonder vingers
branden aan gebakken lucht

Greet Dijkhuis

(ter herinnering aan de
dichter-bioloog D.Hillenius 1927-1987)

(op een mooie zomerdag)

een kikker zit en wacht
op een vlieg die vliegt
een kikker zit en ziet
een vlieg die vliegt….en  HAP…

een man zit op het strand
naast hem zijn mooie vrouw
om wie zijn vrienden hem benijden

een man zit op het strand
en wacht
op een vlieg die vliegt?
Nee,nee,
op jonge meiden
die dansend voor zijn ogen
langs hem zullen komen

hij zit en wacht en ziet…en …HAP…
       
Nele Holsheimer

Meer gedichten zijn te vinden in het overzicht Dichters van A tot Z!