Café Online

Aan onze Dichters (m/v)

Wij hopen dat wij, als leden van ons Café, elkaar op deze locatie vaak mogen ontmoeten en elkaar kunnen verrassen, doen verwonderen en ontroeren door inzending van een kolkende stroom van gedichten.

Alle gedichten die normaliter voor een fysieke bijeenkomst worden ingezonden worden nu (behoudens tegenbericht) door het bestuur op Café Online geplaatst. Onze virtuele ontmoetingsplek.

Een hartelijke groet van Joseph – Cees – Tinus

Warmbloedige slavin
Een vorst pikt haar in
Overdag voor gemalin
’s Nachts … zijn min
Zo promoveren vorst en vorstin
Een warmbloedige slavin
Tegen haar ziel en zin
Tot dooie ijskoningin

Neletta van Heuven

Met dit krassen
van het glas op
de thans bezwete huid
raakt mijn zware kogel
jouw onbevangen kruis

zodat
voor even vaandels
eeuwig lijken

Laat ons krabben
harde nagels
deze donkere dos
en voor altijd schermen
als een heilige god

zodat
uw steken kronen
nooit bereiken

Maarten Douwe Bredero

regeert met harde hand
brengt mensenmassa’s op de been:
bibberende onderdanen
klappertandend volk

brengt oevers dichter bij elkaar
schept watervlug verdraagzaamheid
smeedt dorpen in een nacht aaneen
schrijft onverbloemd op ramen

beheert landouwen wit berijpt
dicht sloot en beek hermetisch af
edoch, zijn heerschappij is erg beperkt
die eindigt als ’t gaat dooien

Greet Dijkhuis

Alexander de Grote, Carolus Magnus,
William the Conqueror, Jean sans Peur,
Il Magnifico, Alfonso o Conquistador,
Le bon Roi Henri, ook wel Le vert Galant,
Louis le Grand, ook wel le Roi Soleil,
Friedrich der Grosse, ook wel der Alte Fritz.

Der Keerlen God, Willem de Zwijger,
Stedendwinger,  Koning Koopman,
Koning Gorilla, Prins Pils.

Het Dankbare Volk

In het rijk der elf steden
is het volk tevreden, wanneer
een strenge vorst regeert.

Doch
mocht de vorst een vorstje zijn,
heel licht en wit bevroren,
het ijs te dun, een korstje slechts,
waarop een ruige vorst
een scheve schaats gaat rijden,

breekt koorts uit in het hele land,
regering  roept een crisis uit,
er wordt vergaderd en gemeten,
de nok van ’t dak vergeten,
niets gerepareerd,

de strenge vorst,
in engelenkoor
aanbeden en vereerd.

Nele Holsheimer

Vorst en volk uit de maat
Één, twee, drie, juffrouw kwaad
Ruim één eeuw vorstinnen
Macht geen thema
Vorst en volk is voorbij
Hermelijn aan de kapstok
Demos nu aan de slag
Burger en boer

Sieth Delhaas

Il maintiendrait

Alleen de vorst die sterk
als een vorstin, volhardend
vriendelijk en dienstbaar  
kan handelen en zijn

alleen zo’n moedig vorst
is waard om te regeren          
want hij bestaat dank zij
het volk, dat daarentegen –                      

Waarlijk, hij zal zijn volk
op die manier tot zegen zijn
en dan, blijkt hij alsnog
toch ‘een beetje’ wijs

Marianne Sorgedrager- Van Halewijn

ijzige stilte
de vorst bevriest
z’n onderdanen      

ze zitten ver weg
daar beneden
geheel ontevreden

de zon schrijd, schoorvoetend
naar de onderdanen
en ontdooit ze

zet ze op een rijtje
het lijkt een eitje
de afstand is te groot

de onderdanen schokken
komen…. niet in beweging
een stap te ver

José Hattink-Blom

(ode aan de nar)

In een vastgeroeste kooi zit hij, de koning,
Met zijn geboorterecht op macht,
Door veel pracht en praal verzacht,
Wie mag honen zo’n vertoning?

Ivoren torens beschermen zijn troon,
Elk is voor hèm in dit koningsspel,
Waar zijn tred als een stropdas knelt
Hunkert hij heim’lijk naar spot en hoon

Wie verlost de koning uit zijn kooi,
Voor wie mag de loper soms uitgegooid,
Waar is de nar in het schaakspel gebleven?

Ik zag er met een aap ooit vier,
In plaats van torens, zoals nu hier,
Dáár is de nar in het schaakspel gebleven!

Wim van den Hoonaard

Naschrift:
In het Rijksmuseum (collectie Middeleeuwen) is een schaakspel met narren (met apen op hun rug/schouder) i.p.v. torens. Voordat ik het tegenkwam, had ik al het idee om iets te schrijven over een nar in een schaakspel.
(vergelijk ook: het Narrenfeest: een korte periode in het jaar waarin de narren de ‘feodale heersers’ mochten vermaken door ‘alles te mogen zeggen’, met veel spot en hoon; en humor denk ik).  
        
Mijn naam schijnt afgeleid te zijn van Hogenwaard/Hoenwaard -hoge uiterwaard-; heeft dus niets met ‘honen’ te maken.. 

Monarchen, belhamels zie ze schallen
Voortdurend laten zij de flessen knallen
Plop zegt de kurk en die schiet ergens heen
Gierend gaan zij op weg en zien ‘zij’ iedereen

Knikkend, buigend gaan ‘zij’ door met deze façade
In de hoop erbij te horen maar worden ingevroren
Omdat Vorst en volk nooit verwanten zijn geweest
Tis net een vrieskou en men ziet blauw van de kou
De mens is nog ‘altijd’ hoogdravend bezig om deze troon
tot de hemel te laten groeien met hun handen in de boeien

De meerderheid kan hier niet tegen omdat ieder ‘t zelfde is
We zijn mensen van vlees en bloed met of zonder ‘blauw’
De blauwe mens voelt zich verheven boven jou
Maar laat ons bijna eeuwig staan in zijn of haar vrieskou

De vrieskou waait over ons heen en de vorst sabbelt op zijn fopsteen

© Violet Asseruit Mane

Nog ligt het veld waterloos, geen strenge vorst verwacht
doch een keizer, ‘zo kuis als ijzer’, zegt
Goethe over hem, hij die zich in Leipzig dorst te wagen,
de stad torst de herfstdracht van haar lindebomen
dan breekt bruut de reeds verwonde ring van beleg
die om de ongelukkige was geslagen, in verwondering
ziet het volk de vijand door de poorten komen.

Stormenderhand nemen ze de bruggen
alsmee de vrouwen, zonder woorden
van enig kritisch verstand de hoge heren
van deze rijken, de Pruis in z’n element
de Zweed uit het rijk van het koude noorden
uit de oost de Wener en ook de wilde beren
van de Berezina melden zich present.

Op de lange mars gingen zij allen
naar de volkerenslag, de slacht
twee volle eeuwen terug, vallen
zullen ze met meer dan honderdduizend
om op vreemde bodem te creperen
zij staan niet meer in hun kracht
zou nu wellicht de taalgeilaard oreren.

In dit uur zonder mededogen, geen steek
voor ogen, slechts hoop op een van genade
water en vuur regenen gelijk een bombardement
le grande armée verslagen, ouwe lullen en jongeheren
geronseld uit menig Hollandsch departement
werden van de kaart geveegd en ik warm me
aan het vuur van mijn open haard.

De legers vanuit het noorden dreigen
de heilige vrijheid en ten leste een ieder
uit te moorden, anderen kunnen hier de tering krijgen
of de kolere, vlucht uit deze veste over de rivier
maar de brug wordt te vroeg opgeblazen
ontelbare doden – ondoenlijk om ze te verzorgen
zelfs voor de goden om ze te begraven.

Zo doemt op uit de mist een nieuw Europa
ik volg vandaag de slag na tweehonderd jaar
op de verziener in mijn tweede huis en land
op veilige schootsafstand van daar, in die lindenstad
studeerde kuis als ijzer keizerin Angela
ik dagdroom van al haar impotente drones
en ‘de kleine Guillaume’, haar verkrachte Nokia.

© Dick van Welzen

Vertaling van het gedicht: El cóndor van Pablo Neruda
Ik ben de condor, zwevend
hoog boven jij die wandelt,
en weldra, in een wirwar
van wind, gekras en veren,
stort ik mij op jou, hef jou
omhoog in schril gewervel
van ijzingwekkend stormtij.

Mijn verre sneeuwen toren,
mijn diepe zwarte schuilplaats
is waar ik jou breng:   eenzaam
leef jij, krijgt langzaam veren,
zweeft ver boven de wereld
en zonder te verroeren.
Wij, condorwijfje, storten
ons op de prooi en sleuren
daaruit het rode leven,
met hartslag en al: zweven
dan zij aan zij de lucht in,
op nieuwe wilde wegen.

Pieter Bas Kempe

Vertaling van het gedicht: En Tal Tarea van Santiago Montobbio  

Niemand weet van de stille last van het duister
of er is altijd iemand die nog meer lijdt, die met alle pijn
in stilstaand water niet weet welke gevallen god
of herinnering het lukken zal
de kille, scherpe lach van de nacht te verdrijven.
En niemand weet van de nare last van het najaar
of van het duister, het dichte omhullende niets niemand weet
wie altijd meer lijdt, wie door pijn
wordt overvallen en nooit weet
waar het vandaan kwam noch hoe
het zich zo diep in hem nestelen kon, en maar blijft hangen,
halsstarrig, pijn of duivel met duizend gezichten,
die iedere stap tot modder maakt,
vretende pijn van uit te bannen dolken
die maakt dat het duister in je duisterder wordt
dat je namen afsluit en ramen
in de nutteloze opeenvolging der dagen
weet niemand het, vertelt niemand
hoe je eraan ontkomt of hoe je het omzeilt.

Klaas Wijnsma

In de Pracht van Macht
als in het oog van een orkaan
ligt de Kracht waarmee Macht
zichzelf omringt in haar bestaan.

Erica Rekers

Macht is in dit land
een beetje een vies woord.
Nou…..een beeeetje vies?
zeg maar gerust obsceen!
Die goeie, ouwe, zwaar besnorde Nietsche
heeft zijn mooie, dikke boek
niet voor ons geschreven:
Der Wille zur Macht.
Daarvan willen wij niet horen,
dat schrikt ons af,
want niemand is hier machtig.
Men mompelt vroom iets over invloed,
goede gesprekken achter de coulissen.
Maar praal? Praal me daar niet van!
Bij ons zit praal alleen maar in pralines
(en dan ook nog van die Belgische….),
als praalhans sta je d’r niet best op!
Toch zijn er hier nog wel wat machten,
zoals de luchtmacht en de landmacht…
Maar die mogen ook niet pralen
met hun nieuwe wapentuig.
Nou, de zeemacht dan?
die noemen we Marine,
Koninklijk nog wel!
Net als te land en in de lucht.
Maar daar wordt ook het ene
na het andere schip verpatst!
Ja beste mensen, er valt
niet veel te pralen in NL.
Maar, pruilen doen we ook niet,
al wordt het ons soms te machtig.
Vroeger had je nog het Socialistisch Strijdlied:
Aan U, o Volk, de zegepraal!
Moge dit gedicht u aan het denken zetten:
praal onbekommerd met uw dichtkunst.
Want….gansch het raderwerk valt stil,
Als uw machtige pen het wil!

Cees Leliveld

Meer gedichten zijn te vinden in het overzicht Dichters van A tot Z!