Aan onze Dichters (m/v)
Wij hopen dat wij, als leden van ons Café, elkaar op deze locatie vaak mogen ontmoeten en elkaar kunnen verrassen, doen verwonderen en ontroeren door inzending van een kolkende stroom van gedichten.
Alle gedichten die normaliter voor een fysieke bijeenkomst worden ingezonden worden nu (behoudens tegenbericht) door het bestuur op Café Online geplaatst. Onze virtuele ontmoetingsplek.
Een hartelijke groet van Joseph – Cees – Tinus
Ik taalde naar iedere zin,
dichtte nooit de diepste put,
verdwaalde en na elk begin
bleef het vergezicht zonder nut.
Vergeef me als ik soms
een goede gedachte streep,
naar de foute letter greep
of m’n punten te scherp sleep.
In de verzen die ik maakte
vallen voetnoten te kraken,
de wetten en de regels
van het woordenspel zette ik
tussen al te ruime haken,
Vergeef me uit wat bijgeval
duister over de schreef
geschreven is,
zo spreekt de poëet.
Envoi: luister daarom
naar de belevenis,
spel en ontleed mij,
vertel en vergeet mij.
Dick van Welzen, september 2024
Haal Henkes in huis
Om het leven op te leuken
De glazen uit de kast
De fles op tafel in de achtertuin
Privédomein van Nederlands formaat
Of in de winter gewoon
Kneuterig aan tafel in de keuken
Waar het gesprek gaat over
Adhoc instromers en dito
Nieuw te bouwen onderkomens
Ver van je bed…
Met Henk in huis
Is leven lichter
De dichters als kornuiten
Om hem heen
Voelt niemand zich (en Henk ook niet) alleen
Dan kan de grote boze wereld
Naar alle rare plannen fluiten
Anna Wiersma, september 2024
Denkend aan Holland
zag ik ooit in het veld
een boerse koekoek.
Nu zie ik een griet
eieren en emmeren
met sentimenten, loeien
als voedster aller koeien.
Heeft dit land eigen volk?
Hoor die tettertolk.
De vermeende vrijheid
van een schuurman met
duizend koeien in een
grote gierstal en niks
stront aan de knikker.
De mensen willen immers melk
en ook eigen achtertuintjes met
gewoon gras en eigen regen
als zegen en genade van de
god van de eigen Hollandse pot.
Vanuit de ruimte blijft
de aarde fenomenaal.
Maar hier? Hier ploegen
nu boers gestuurde trekkers
in zwart-bont en blond.
Henk van Rossum, september 2024
Liever joegen we ze ook
uit de plantsoenen:
die grote schreeuwers
als de roeken, kauwen, eksters
en het kraaienvolk.
Maar zéker weren we ze
uit onze achtertuin,
met hun kledders grijze
schijt in de rozenstruiken
en op ons gazon. Hooguit
geven we ruimte aan
de kleine zangers: merel,
lijster, roodborst – en vooruit,
een dakpan voor een enkele
vreemdeling als de gracieuze
zwaluw uit het verre Afrika.
Tenminste – zolang zij welluidend
onze dagen weten te omlijsten
in ruil voor het kostelijk voer
dat door ons met zo’n gulle
hand voor hen wordt gestrooid.
Louise Broekhuysen, september 2024
Jij grote dichter, groot en bijna
Vergeten. Ik
Vraag je: ben je nog niet
Uit de kist gekropen (en stiekem verdwenen)?
Je bundels weer eens uit de kast
Gehaald
Gelezen, soms gehuiverd
en teruggezet
voor een komende keer;
Geassimileerd en toch weer
-door anderen-
met joden verbonden en begaan, als
gedwongene: herbeleefd, jij
weer in de kast, in
Jouw eigen diaspora
Vroeger zag ik haar:
Je dochter Judith, zij zingt en
zette jouw dichterschap voort
als dat kan, al zou kunnen
‘K herken jouw wereld soms meer
dan die van nu,
Slaap door lieve Mozes én spreek
nog als Maurits ferm verder
Met je meegevoel (in)voelend
werk je dan
ononderbroken door op ons
en komt ook altijd weer
terug,
Jij alleen, en met jou
jouw verloren ouders
Jan de Vlaming, september 2024
Als in het pashokje
Als ik dat geweten had
dan had ik je veel eerder laten weten
dat onze vriendschap slechts hechte vriendschap was
en die mij nimmer heeft gespeten
Als knaapje hing je in de kast
naar jezelf zocht je de klere
ik was verbaasd, totaal verrast
toen jij meer lichaamswarmte wou van heren
(“There are things that are known and things that are unknown, in between there are doors”- Jim Morrison, The Doors naar William Blake)
Wim van den Hoonaard, september 2024
Toen ik die morgen mijn tuintje betrad,
het najaar was juist ingetreden, het lover
droeg nog vrijwel al z’n blad, de zon
bescheen nog schuchter de toppen van de
hortensia’s, de eerste knoppen van de
camelia stonden, warempel, al zowat
op breken, in de budleia wemelde het
van de laatste witjes en dagpauwogen,
een merel pikte in de vlucht een paar
rozijnen, Gaia was een en al gedogen.
Laat mij daar, vlak naast het tuinpad,
een onbekend gerucht vernemen –
een vreemde kat wellicht, soezend
na een delicate nacht, een egel,
knorrend van een warm bad?
Het was een wolf. De naam die hij voerde
luidde Lupus Rogerius, ik was geroerd
door zijn eenvoud en openhartigheid.
Bent u alleen, vroeg ik, niet wetend wat
anders te vragen; ‘nu even niet’,
antwoordde hij snedig en weloverwogen;
‘dank voor uw barmhartigheid, als ik u
niet ontrief – vannacht al ben ik weer gevlogen.’
O, dacht ik, vol van tijdelijk mededogen, joepie:
domus hominis non domus lupi.
Joseph Paardekooper, september 2024
De geur van bloeiende liguster
kent geheime eigenschappen
Transformeert je
met de snelheid van het licht
in een vijfjarige vinder
groen ommuurd je paradijs
Zon bakt taartjes
goudgeel in de zandbak
zonder tijd in te stellen
ook maar ergens op te letten
Zachte zinnen uit de keuken
zoemen door de tuin
waar rode besjes groeien
die gek genoeg zoet smaken
Restanten van een ijsje
lekken traag op blote voeten
Who cares?
Een spin kruipt uit de struiken
trippelt dichterbij
What scares?
De tijd blijkt een leugen
Beperktheid onwaar
Je weet het op dagen
dat de liguster bloeit
Astrid Aalderink, september 2024
ik vierde mijn verjaardag in een tuin die dor was door de droogte
zie het boek ‘Dorre tuin’ uit 1905 door G. van Hulzen
kenmerken: kartonnen rug, vlekkig (ex libris: Henk van Laar)
een bezoeker noemde mijn tuin een cabriotuin
een treffende vergelijking, want de iets te hoge beukenheg
lijkt neergeklapt als bij een cabriolet, het hele gezelschap
raast daarin voort naar het weldadig einde der tijden
op een ondergrond die eens weelderig gras vertoonde
maar nu de kleur had van bordkarton, vlekkig,
met de vorm van een ex libris door Henk van Laar
en vlekkig door het verdorde gras en het naakte zand
ook zagen wij de opkomst van een bloedmaan
behalve het langzaam verschijnen van de sterren
en het knipperen van vele vliegtuigen, meestal oost-west
zagen we een satelliet bij de roze gekleurde maan
kun je een wens doen bij het passeren van
een snel overkomende capsule?
Louis Radstaak, september 2024
De Italiaanse politicus S.B.
biedt een integere sociaal-
democraat een filmrol
als kampcommandant.
De Franse politicus J.M. le P.
noemt de Holocaust niet
meer dan een detail in
de Wereldgeschiedenis.
De Nederlandse politicus
G.W. noemt onze volks-
vertegenwoordiging
een nepparlement.
In Deventer worden lokale
dichters uitgenodigd een
vers te schrijven over
een achtertuin.
Tinus Derks, september 2024
L’ADIEU (1919)
AVANT L’ADIEU
I
Alors c’est vrai ? Tu t’en iras ?
Vois-tu cela me semble drôle…
Quoi ! Je n’aurai plus ton épaule
Comme appui quand je serai las !
Gaiement tu chanteras là-bas :
La vie, après tout n’est qu’un rôle.
…Tel un prisonnier dans sa geôle
Discret je pleurerai tout bas…
Peu à peu j’oublierai sans doute
Pour guetter longtemps sur la route
Il faudrait croire au vieil amour…
Et mon cœur las de son tumulte
Sera comme un temple sans culte
– Triste – où défaillerait le jour.
II
J’eus voulu te parler et puis voilà j’hésite,
Je ne sais plus, je veux m’endormir, m’en aller
Pas un désir en moi ne flambe ou ne crépite
Mon âme a dû comme un vent d’hiver s’exhaler.
Je suis chez moi comme un étranger qui regarde
Indifférent, je suis un mendiant peureux
Je guette un souvenir et le mur se lézarde
Et je grelotte et je suis presque malheureux.
J’eus voulu te parler, mais voilà : je calcule
Que lui dirais-je, que lui dirons-nous ? Il faudra
Essuyer ce reproche ingrat et ridicule
De me taire… et ne pas me jeter dans ses bras.
Les amours et les amitiés en moi sont mortes
Les cultes reniés se perdent… je suis las !
Le vent dans les vergers jette les fruits à bas
Et, dans le fond du cœur, ce soir, claquent les portes.
AFSCHEID (1919)
VOOR HET AFSCHEID
I
Je vertrekt? Is dat echt waar?
Dat lijkt wel grappig , maar ‘t is triest…
Als mijn arm jouw steun verliest,
Vermoeid, valt dat gemis vast zwaar.
Vrolijk zal jij straks daar zingen:
Leven is een rol, een spel.
… Als gevangen in mijn cel
Zal ik stil mijn traan bedwingen…
Langzaam zal ik straks vergeten
Gaandeweg het niet meer weten
Oude liefde vergt geloven…
en mijn hart, moe van het streven,
wordt een kerk zonder beleven
-droef- de dag die licht doet doven.
II
Ik wilde je spreken maar zwijg slechts, bevangen,
Weet niets meer, wil slapen, ik wil verdwijnen
Niets knettert in mij, geen brandend verlangen
Mijn ziel moet in winterkoude verkwijnen
Ik ben als een vreemde, die thuis alleen toekijkt,
Apathisch als een bang parasiet
Ik zoek te herinneren, terwijl alles wegwijkt
En ik huiver voor donker en dreigend verdriet
Ik wilde je spreken, maar: ik overweeg
Wat zal ik jou zeggen, in wat voor gesprekken?
Stop dat bizarre verwijt dat ik zweeg…
in plaats van jou in mijn armen te trekken.
De liefdes en vriendschappen in mij omgebracht
tradities verloren… Ik ben berooid!
Het fruit wordt door wind in de boomgaard vergooid
En de deuren slaan dicht in mijn hart deze nacht.
Niels Klinkenberg, september 2024
of De waardevolle ellende van het leven
Er is niets meer fout en niets wordt oud,
niemand die nog sterft
niets meer dat bederft.
Alle jaloezie en alle haat ontbreken
elk onbegrip voorgoed is glad gestreken.
Dat zal komen.
Geen belijdenis, geen besnijdenis
en alle fijns dat godsdienst waanzinnig
en verheven maakt,
het is veilig, niets meer heilig.
Dat zal zeker komen
Van tweespalt en conflict geen weet,
geen pijn, geen kanker koorts, geen leed.
De waarheid is niet meer een leugen
niets kan zich verdriet of bedrog nog heugen.
Leeg zullen de gevangenissen zijn
gelijk de hospitalen.
Ook niets dat herinnerd aan de gruwelijke kluchten,
van hongersnood en strijd en vluchten.
En overal die stilte en die rust.
Dit zijn geen dromen,
dit zal er zeker komen!
Op z’n langst, nog vijf miljard jaar,
Mijn angst, het is eerder klaar.
Charles Matthijssen, augustus 2024
Ik zie neer op jouw ommuurde achtertuin, jouw hof
Hier groeit wat jijzelf hebt gezaaid
Hier bloeit wat je kwam aangewaaid
Dit is jouw hof.
Jij waant jezelf onbespied,
maar ’t is je bovenbuur die jou kontkrabben ziet
je zou eens moeten weten
gezien je neuspeuteren, gehoord je scheten
je invallen, je luimen geven je voldoening.
Dit is jouw hof, jouw bedoening.
Maar wat zeg je tegen een klein, klein kleutertje?
Wat als het etensresten regent met zilver bestek,
het bovenburenraam zich schielijk sluit?
Is het oorlog, komt er vrede als iets of iemand,
in jouw achtertuin beland?
En hoe smaakt dat aangeboden appeltje jouw als nieuwgeboren naakt?
Dit vereist hof-houding.
Jaag je het kleine kleuter bloemloos de brandgang in, zonder schroom?
Begraaf het zilveren hemelbestek stiekem onder de abrikozenboom?
Zal je zij die van boven kwamen welkom heten?
Verlaat jij deze hof, bedank de tuinslang voor of na het eten?
Op mij balkon mijmer ik, wat heb ik een mazel wat een bof
en neurie zacht ‘je maakt het veel te grof’.
Charles Matthijssen, september 2024
Met z’n rode puntmutsje stond ie op de kopstelling,
een geel gietertje in z’n linkerhand
en met het rechterhandje wees hij naar omhoog
Tuinkabouter in de aanbieding,
Hem konden wij niet laten staan,
en hij, ons Teuntje tuinkabouter, kon niet lopen
maar zijn ogen wilden meer.
Duidelijk was dat ie in de voortuin moest.
Maar ‘toch niet met z’n billen naar de straat?’
‘Je zet hem ook niet met zijn kont voor het raam!’
Teun bewondert en geaaid, werd telkens weer gedraaid.
Tot slot stond ie met z’n rug tegen de muur.
Gebleekt door zon en regen, bleef hij staan, Teun kon niet lopen
maar zijn ogen wilden meer.
Wordt zoiets moois niet gestolen?
Toen zijn rechterarm afknapte, week die angst.
Zouden we Teun nog in de voortuin laten?
nu een plu zijn armprothese was, hij die niet kon lopen
maar zijn ogen wilden meer.
Ons konijn Hein, zag er niet uit, met de sproetjes op z’n snuit.
Vanochtend leek het net of Hein sliep.
Het graf van Hein is achterin de achtertuin.
Het laatste restje Teun, is zijn grafsteentje
er is nog over z’n kopje met gebleekt rood puntmutsje.
Hij die niet kon lopen
maar zijn ogen, zijn ogen willen meer.
Charles Matthijssen, september 2024
Maar neem de landerijen weg en wat blijft er over?
Wat verloren is, wat onbereikbaar is geworden,
zoals het zicht vanuit het dorp, het gedicht op het dorp…
Zo zij het, als beschonkenen volgens dronkemansaard
En kreupelhoutbrein besluiten beklinken verward als
doornen, daarmee verslagen hart en knieën bekrassend:
alles verdwenen in wervelwind, in storm in wolken
die het stof van vernietigend scheppende voeten zijn.
P.B. Kempe, juli 2024
Meer gedichten zijn te vinden in het overzicht Dichters van A tot Z!