
Aan onze Dichters (m/v)
Helaas hebben wij, eind september, moeten besluiten om onze fysieke bijeenkomsten in De Fermerie af te blazen en te vervangen door een gezamenlijk bezoek aan Café Online.
In deze zorgelijke tijden een welkom alternatief!
Wij hopen dat wij, als leden van ons Café (op weg naar ons tienjarig jubileum), elkaar op deze locatie vaak mogen ontmoeten en elkaar kunnen verrassen, doen verwonderen en ontroeren door inzending van een kolkende stroom van gedichten.
Alle gedichten die normaliter voor een fysieke bijeenkomst werden ingezonden worden nu (behoudens tegenbericht) door het bestuur op Café Online geplaatst. Onze virtuele ontmoetingsplek.
Tot betere tijden en…keep going!
Een hartelijke groet van Joseph – Cees – Tinus
When day comes, we ask ourselves where can we find light in this never-ending shade?
The loss we carry, a sea we must wade.
We’ve braved the belly of the beast.
We’ve learned that quiet isn’t always peace,
and the norms and notions of what “just” is isn’t always justice.
And yet, the dawn is ours before we knew it.
Somehow we do it.
Somehow we’ve weathered and witnessed a nation that isn’t broken,
but simply unfinished.
We, the successors of a country and a time where a skinny Black girl descended from slaves and raised by a single mother can dream of becoming president, only to find herself reciting for one.
‘Never been more optimistic’: speeches, songs and celebrations cap Biden’s inauguration day – as it happened
And yes, we are far from polished, far from pristine,
but that doesn’t mean we are striving to form a union that is perfect.
We are striving to forge our union with purpose.
To compose a country committed to all cultures, colors, characters, and conditions of man.
And so we lift our gazes not to what stands between us, but what stands before us.
We close the divide because we know, to put our future first, we must first put our differences aside.
We lay down our arms so we can reach out our arms to one another.
We seek harm to none and harmony for all.
Let the globe, if nothing else, say this is true:
That even as we grieved, we grew.
That even as we hurt, we hoped.
That even as we tired, we tried.
That we’ll forever be tied together, victorious.
Not because we will never again know defeat, but because we will never again sow division.
Scripture tells us to envision that everyone shall sit under their own vine and fig tree and no one shall make them afraid.
If we’re to live up to our own time, then victory won’t lie in the blade, but in all the bridges we’ve made.
That is the promise to glade, the hill we climb, if only we dare.
It’s because being American is more than a pride we inherit.
It’s the past we step into and how we repair it.
We’ve seen a force that would shatter our nation rather than share it.
Would destroy our country if it meant delaying democracy.
This effort very nearly succeeded.
But while democracy can be periodically delayed,
it can never be permanently defeated.
In this truth, in this faith, we trust,
for while we have our eyes on the future, history has its eyes on us.
This is the era of just redemption.
We feared it at its inception.
We did not feel prepared to be the heirs of such a terrifying hour,
but within it, we found the power to author a new chapter, to offer hope and laughter to ourselves.
So while once we asked, ‘How could we possibly prevail over catastrophe?’ now we assert, ‘How could catastrophe possibly prevail over us?’
We will not march back to what was, but move to what shall be:
A country that is bruised but whole, benevolent but bold, fierce and free.
We will not be turned around or interrupted by intimidation because we know our inaction and inertia will be the inheritance of the next generation.
Our blunders become their burdens.
But one thing is certain:
If we merge mercy with might, and might with right, then love becomes our legacy and change, our children’s birthright.
So let us leave behind a country better than the one we were left.
With every breath from my bronze-pounded chest, we will raise this wounded world into a wondrous one.
We will rise from the golden hills of the west.
We will rise from the wind-swept north-east where our forefathers first realized revolution.
We will rise from the lake-rimmed cities of the midwestern states.
We will rise from the sun-baked south.
We will rebuild, reconcile, and recover.
In every known nook of our nation, in every corner called our country,
our people, diverse and beautiful, will emerge, battered and beautiful.
When day comes, we step out of the shade, aflame and unafraid.
The new dawn blooms as we free it.
For there is always light,
if only we’re brave enough to see it.
If only we’re brave enough to be it.
De hoge heuvel die ons wacht
Als het dag wordt vragen we ons af
wanneer zien we ooit licht in deze eindeloze nacht?
Elk verlies dat we dragen,
is een zee waar we door moeten waden
We trotseerden de buik van het beest
We leerden dat rust niet altijd staat voor vrede
En dat begrip, de waarde
van wat gerechtig is
Niet altijd rechtlijnig is
En toch voor we het goed beseffen
behoort de dageraad ons toe
Uiteindelijk zouden we erin slagen
Uiteindelijk overleefden we en zagen
een volk dat niet werd gekraakt
maar gewoon onaf is gebleven
We komen uit een land en een tijd
Waarin een mager zwart meisje
een kind van slaven dat door een alleenstaande moeder werd grootgebracht
ervan mag dromen president te worden
en zie, nu zegt ze haar tekst op voor zo’n president
Inderdaad ja we zijn lang niet volmaakt
lang niet ongerept
maar dat betekent niet dat we
naar een perfecte eenheid streven
Wel willen we bewust eenheid smeden
Een land vormen dat de cultuur, kleur, aard en levensbeschouwing
van elke mens respecteert
En dus richten we onze blik niet op wat ons scheidt
maar op wat vóór ons ligt
We dichten de kloof omdat de toekomst eerst komt
dus willen we eerst onze verschillen overwinnen
We leggen onze wapens neer
zodat we elkaar
kunnen omarmen
We wensen niemand kwaad toe, willen eendracht voor iedereen
Laat de hele wereld weten dat dit waar is:
Ook toen we verdriet hadden, bleven we groeien
Ook toen we pijn hadden, bleven we hopen
Ook toen we moe waren, bleven we volharden
Zegevierend blijven we voor altijd verbonden
Niet omdat we geen nederlaag meer zullen kennen
Maar omdat we geen verdeeldheid meer zullen zaaien
De Bijbel leert ons dat iedereen
onder zijn eigen wijnstok of vijgenboom moet zitten
Zodat niemand hem nog bang kan maken
Als we voldoen aan de eisen van onze tijd
Wordt de zege niet gebracht door het zwaard
Maar door alle bruggen die we hebben geslagen
Dan worden we naar de beloofde beemden gebracht
op de hoge heuvel die ons wacht
Een weinig moed kan volstaan
Want veel meer dan erfelijke trots kent de Amerikaan:
hij zet stappen in het verleden
om de geschiedenis daarna te helen
We overleefden een kracht die het volk trachtte te verdelen
en weigerde het met de wereld te delen
Die het land bedreigde en de democratie wou ondergraven
En daar bijna in was geslaagd
Maar al kun je de democratie tijdelijk ondergraven
nooit kun je haar voorgoed verslaan
Op die waarheid
op dat geloof vertrouwen we
Want terwijl wij onze ogen op de toekomst richten
richt de geschiedenis haar ogen op ons
De tijd van de gerechtige bevrijding is aangebroken
Toen hij begon waren we vol angst en vrees
We waren niet klaar de erfgenamen te zijn
van die schrikwekkende stonde
maar net daarin hebben we de kracht gevonden
om een nieuw hoofdstuk te schrijven
onszelf weer met een lach en hoop te verblijden
En waar we vroeger vroegen
Hoe kunnen we de ramp ooit overleven?
Zeggen we nu
Hoe zou de ramp ons kunnen overleven?
We keren niet terug naar wat was
maar lopen de toekomst tegemoet
Een land dat gekneusd is maar toch heel is gebleven
dat minzaam is maar moedig
vurig en vrij
We laten ons niet meer ompraten
en weigeren toe te geven aan intimidatie
want we weten dat de volgende generatie
de gevolgen moet dragen van onze apathie
Haar beproeving wordt door onze blunders voortgebracht
Maar één zaak staat vast:
Als we mededogen met macht vermengen
en macht met gerechtigheid
dan wordt liefde ons legaat
en ‘change’ het geboorterecht van onze kinderen
Laten we dus een beter land achterlaten
dan het land waarmee men ons heeft opgezadeld
Met elke ademtocht uit mijn met brons beslagen borst:
we vormen deze gewonde wereld om tot een wonderland en
We rijzen op uit de gouden heuvels van het westen,
we rijzen op uit het windige waaierige noordoosten,
waar onze voorvaderen hun revolutie begonnen
We rijzen op uit de met meren omzoomde steden van de Midwest
we rijzen op uit het zonovergoten zuiden
We bouwen weer op, verzoenen en helen
en op elke bekende plek in de natie en
in elke hoek van het land
staat ons prachtige volk op in al zijn diversiteit
ons veelgeplaagde prachtige volk
Als het dag wordt zeggen we de nacht vaarwel
vurig en zonder vrees
De nieuwe dageraad bloeit open nu wij hem bevrijden
Want het licht blijft altijd schijnen
Als je maar de moed hebt het te zien
Als je maar de moed hebt het te zijn
(Vertaling: Katelijne De Vuyst)
Geen lip zonder stift
Geen kind zonder vrouw
Geen sneeuw zonder val
Geen trap zonder lift
Geen jas zonder mouw
Geen tien zonder tal
Geen mug zonder zift
Geen degen zonder houw
Geen kikker zonder drift
Geen weef zonder getouw
Geen biljart zonder bal
Geen dichter zonder cafe
Anna Wiersma
18-1-2021
Het cafe-deurtje kraakte,
er scheen licht op de grond.
De gil die wij slaakten
toen een engel daar stond…
“Wie zoekt u”, vroeg Joseph.
“Een vrouw” zei de engel.
“Maar hoe is haar naam?
Zie je al die wijven uit het Oosten?
Geen beginnen meer aan”.
De hemelbode werd plechtig.
“Haar naam is Maria”.
Toen zei onze Joseph:
“Die komt hier niet meer,
want die kan niet schrijven”.
Anna Wiersma
18-1-2021
(Op de wijs van het
staldeurtje kraakte.)
Het sneeuwklokje bloeide,
de kat mauwde zacht.
Toen hij het besproeide,
was zijn taak volbracht.
En knaap met een roosje
vond dat niet zo fine.
Hij zei na een poosje:
“Bitte, nicht mein Röslein”.
De kat sprak genadig:
“Wat dacht u meneer?
dat lijkt me misdadig,
want doornen doen zeer”.
Tinus Derks
(vrij naar Guilliaume van der Graft)
Mooier valt het niet
te zeggen.
De dood, de dode
“onbereikbaar nabij”.
Troost, blind geloof …
Nee, stilte slechts als
antwoord op zijn vraag.
Geen twijfel laat het hem
dit keer.
Hij reikt naar God
als om verantwoording.
Katinka’s stem zoekt hij.
Een diepe zekerheid
schuilt nu, in de afwezigheid
van een respons.
Anna Wiersma
13-1-2021
Geen echt zonder onecht
Geen recht zonder onrecht
Geen weg zonder omweg
Geen heg zonder steg
Geen macht zonder onmacht
Geen zacht zonder onzacht
Geen wacht zonder acht
Geen dag zonder lach
Geen munt zonder kop
Geen strop zonder Job
Geen fles zonder dop
Geen kip zonder kop
Geen dat zonder dit
Geen winter zonder wit
Geen paard zonder bit
Geen pop zonder hit
Geen onmin zonder min
Geen gang zonder in
Geen onzin zonder zin
Geen Wilhelmus zonder Wim
Geen harmonie zonder akkoord
Geen koorddanser zonder koord
Geen dichter zonder woord
Geen en zonder zovoort
Geen kompasnaald zonder noord
Geen huis zonder haard
Geen piraat zonder baard
Geen kop zonder staart
Geen broek zonder hoest
Wim van den Hoonaard, Deventer, 16 januari 2021
Het staldeurtje kraakte
En wie lag op de tocht
Vader Jozef die waakte
Omdat hij vader zijn mocht
Wanhopig zocht hij timmerspullen
Maar zag ze over het hoofd
Maria had ze kunnen verhullen
Want stilte had hij haar beloofd
Hij werd snel verkouden
Maar dat deerde hem niet
Hij was zo gaan houden
Van zijn zoon en zijn griet
Het deurtje bleef open
Het kon niet meer dicht
Dat maakte het in- en uitlopen
Van minder gewicht
Dus de ezel en de os
En de herders uit de velden
Waren in ieder geval verlost
Van een dichte deur die kwelde
Wim van den Hoonaard, 16 jan. 2020
Geen berg zonder kam
Geen kraak zonder ram
Geen boe zonder klam
Geen houder zonder stam
Geen rails zonder tram
Geen schap zonder gram
Geen been zonder ham
Geen Rotte(r) zonder dam
Geen Jazz zonder jam
Geen oor zonder lam
Geen steek zonder vlam
Geen Dichters zonder Café
Louise Broekhuysen
De kamer is zo stil, zo stil,
dat ik er bijna slapen wil.
De sparretakken aan de wand,
die geuren uit een sprookjesland.
De lamp hangt helemaal in ’t groen
met mooie rode tierelantijnen
en op de tafel het fluweel
van trossen blauwige rozijnen.
En bij de deurpost hangt een boog
van maretakken, nauwelijks droog
en vochtig van de regen.
De denneappels bij de haard
in puperen omhulsel,
ze liggen op een brede kaart
met glinsterend vergulsel;
de noten en amandelen,
het appelrood ertegen…
De kamer is zo stil, zo stil
dat ik er bijna slapen wil,
al heb ik het verzwegen.
(Helma Wolf-Catz, uit “Kris Kras Jan Plezier” 1956)
Kerstdag
Het stadje is zo stil, zo stil
dat je het liefste vluchten wil.
Geen sparrengroen hangt aan de kant
van de failliete winkelstand.
De lichtreclame moet het doen
met spaarlampen die blauwig schijnen
op schaars bezoek, soms één teveel,
dan sluit men haastig de gordijnen.
Geen klanten hangen aan de toog,
het is lock-down, ‘t café staat droog;
schenkt koffie in de regen.
Het gloeiend vuurtje in de haard
kan ons niet meer omhullen
en ook al kreeg je kaart na kaart,
hing je je boom vol prullen:
een zangverbod voor engelen
houdt Kerstgevoelens tegen.
Het stadje is zo stil, zo stil
dat ik het liefste vluchten wil
of nooit meer wil bewegen.
Louise Broekhuysen
(Petrus Datheen, of Pieter Daets, 1531 – 1588,
predikend ijveraar voor de Hervorming uit Frans-Vlaanderen, wiens berijmingen altijd nog in kleine Zeeuwse gezindten worden gezongen.
De Nood-Oost-Poolse stad Frombork was woon -, werk, sterf – en begraafplek (1543) van Mikolaj Kopernik, oftewel Copernicus: hij ontwikkelde het wereldbeeld waarin de aarde om de zon draait, strijdig met de kerkleer uit die tijd.
Willem Barnard, 1920 -2010, godgeleerde, predikant in verscheidene Hervormde genootschappen, psalmberijmer, en onder zijn schuilnaam Guillaume van der Graft een vrijzinnig dichter. Met vijf anderen werkte hij jarenlang in Gelderland onder de groepsnaam ‘’Het Landvolk” aan het “Liedboek voor de kerken’’.)
Lang stonden zij in hun koesterkelder,
verbannen: al te hunkerend waren
deze karakterkoppen, het Pressburg
in de Maria – Theresia-tijd
niet besteed aan hun hoofdkwartier. Vol
verlangen wachtten de negen-en-zestig
van beeldhouwer Franz Xaver Messerschmidt
op hun bevrijding…in Bratislava,
nieuw land nieuwe kansen, woeien deuren
voor hen open, stak de Slowaakse
Nationale Galerij hen bij elkaar
op een ereplaats voor deze fanfare
van honger en dorst naar aanraking –
vel en bol en lijf, zij schreeuwen zich uit!
(aan deze Beiers-Habsburgse uitbeelder
van het gevoel, 1736 – 1783)
P.B. Kempe, december 2020
‘’ (…) GODS BARMHARTIGHEID REIKT VERDER DAN ZIJN WET.’’
(M. Nijhoff, Het Veer)
I – De Zekere
Wilhelmus: ook met zijn Duitschen bloed
botste zijn ark der weinigen. Recht door zee,
de rode des Tachtigjarigen Krijgs,
koersten mijn psalmen, tegen de wanden weergalmend
van wijkend water. Het beloofde land
week mee, almaar oostwaarts: Hondschoote, Gent,
Emden, Elblag – waar ik begraven lig, nabij
die godverlaten zonaanbidder van Frombork!
Maar Petrus Datheen, ter hagenpreek beroepen,
zal heerlijk, van Zonnemaire tot Dreischor,
In stroeve Zeeuwse verzenzang herrijzen….
II – De Weifelende
Guillaume, Willem voor zijn vrienden: met velen zijn zij,
wanneer ik mijn woordketting vier en span, mij de ark
op de zalige Rijn en IJssel bij Oosterbeek
psalmzingen doet van Onzalige Bossen, of
droomopwaarts van Ellecom, Rozendaal….
Dit oude land
van altijd groene graften, deze bouwerij
in rekkelijke vrede: is er op aarde
meer benodigd voor het dichten om de zon?
P.B. Kempe, december 2020
Geen witje zonder sneeuw
Geen gouden zonder eeuw
Geen koning zonder leeuw
Geen lijger zonder teeuw
Geen zee zonder meeuw
Geen Bløf zonder Zeeuw
Geen Munch zonder schreeuw
Geen honger zonder geeuw
Geen teelt zonder weeuw
Geen schip zonder breeuw
Geen zwerm zonder spreeuw
Geen Kerst zonder kalkoen
Ger van Diepen, december 2020
ik ben iemand
zei ik tegen niemand
die zich verschool
in een donker hoekje
was daar iemand
vroeg niemand
Wim van den Hoonaard,
Deventer, ca. 1980 + 16 december 2020
Meer gedichten zijn te vinden in het overzicht Dichters van A tot Z!